Kennissynthese: Cultuurbeoefening op school en in de vrije tijd

Een verzameling van tien jaar Nederlands onderzoek
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel

Beoefenaars

De beoefenaar is iemand die binnen of buiten school actief deelneemt aan een culturele activiteit. Andere benamingen voor cultuurbeoefenaar zijn deelnemer of participant. Voor erfgoedbeoefenaars zijn ook meer termen in omloop, zoals vrijwilliger of amateur(archeoloog). Een beoefenaar van kunst, cultuur of (immaterieel) erfgoed is bijvoorbeeld een leerling/scholier tijdens cultuuronderwijs, een stamboomonderzoeker, een klarinettist in een orkest, een fotograaf bij een filmclub of iemand die meewerkt aan een bloemencorso.

In de kennissynthese kom je meer te weten over de cultuurbeoefenaar. Hieronder vind je een beknopte beschrijving van enkele onderwerpen. Voor meer onderwerpen en een uitgebreidere beschrijving van de onderzoeken over de cultuurbeoefenaar verwijzen we je naar de kennissynthese.

Inhoudsopgave

Beoefening van kunstzinnige, creatieve en muzikale activiteiten in de vrije tijd

Het aandeel kunstbeoefenaars is de laatste tien jaar redelijk stabiel (Neele, 2023; Neele & Zernitz, 2021a; IJdens, 2015; Schrijvers et al., 2015). Zo schreef SCP in 2021: ‘Kunstbeoefening kent in de jaren tien steeds een bereik van ruim de helft van de bevolking’ (Van den Broek, 2021). Ook de coronapandemie in 2020-2022 had geen grote gevolgen als het gaat om het aandeel van de bevolking dat aan kunst deed. Wel beïnvloedden de beperkende maatregelen ten tijde van de coronapandemie de verschillende vormen van kunstbeoefening. Zo nam de beoefening van meer ‘sociale’ kunstvormen als dansen en toneelspelen af (Neele & Zernitz, 2021a). De beoefening van de meer ‘individuele’ vormen als tekenen, schilderen, fotograferen of schrijven nam juist toe. Het samen met anderen beoefenen nam ook aanzienlijk af, evenals het deelnemen aan verenigingen, clubs of groepen.
Het bestaande onderzoek ziet een ongelijke verdeling van het aandeel kunstbeoefenaars over verschillende bevolkingsgroepen. Volgens de resultaten van de Monitor Amateurkunst (Neele, 2023) en de Vrijetijdsomnibus uit 2022 hangt kunstbeoefening sterk samen met geslacht, leeftijd en opleiding. Bij vrouwen ligt het aandeel aanzienlijk hoger dan bij mannen. Bij kinderen en jongeren ligt het aandeel hoger dan bij volwassenen. Hoe hoger opgeleid, hoe groter het aandeel kunstbeoefenaars. De Vrijetijdsomnibus laat zien dat mensen met een niet-westerse migratieachtergrond wat minder aan kunstbeoefening doen dan mensen zonder migratieachtergrond. De Monitor Amateurkunst ziet dat het aandeel beoefenaars onder mensen met een migratieachtergrond even hoog ligt als bij mensen zonder migratieachtergrond. Maar dit onderzoek (en LKCA) maakt geen onderscheid (meer) tussen ‘niet-westers’ en ‘westers’. Het aandeel beoefenaars ligt onder mensen met een beperking of aandoening even hoog als onder mensen zonder beperking of aandoening. Bij mensen met een psychische beperking ligt het aandeel beoefenaars hoger.
Uit verschillende onderzoeken (Notten et al., 2022; Buis, 2012; Neele, 2023) blijkt dat ouders (ouderlijke socialisatie) heel bepalend zijn voor de culturele activiteiten van kinderen, ook wanneer ze later volwassen zijn. Voor het merendeel van de kunstbeoefenaars zijn de eigen ouders belangrijke personen die een stimulans zijn (geweest) om kunstzinnig, creatief of muzikaal actief te zijn, gevolgd door vrienden en andere familieleden. Leerkrachten blijken bij slechts een kleine minderheid van de beoefenaars een stimulerende rol te hebben gespeeld voor hun cultuurbeoefening.
Kunstbeoefening is voor een grote groep een individuele aangelegenheid. In 2023 gaf driekwart van de kunstbeoefenaars aan dat zij hun activiteit altijd of meestal alleen beoefenen. In 2023 is 20% van de kunstbeoefenaars lid van of neemt deel aan een amateurkunstvereniging, -club of -groep. 18% van de beoefenaars volgt les, een cursus of workshop en 16% treedt naar buiten met hun kunstzinnige, creatieve of muzikale activiteiten. Het betreft hier dus een minderheid van de kunstbeoefenaars. Naast de formele verenigingen komt er meer aandacht in beleid, en dus ook in onderzoek, voor kunstbeoefening in andere groepen dan verenigingen. Enkele van de vele voorbeelden van groepen die niet als vereniging of stichting zijn georganiseerd zijn; schildersgroepen, zanggroepen, popbands, schrijversgroepen, vertelgroepen. Ook kan het gaan om groepen die van samenstelling wisselen en eenmalig of incidenteel samenkomen, zoals bij een project of bij bijeenkomsten of festivals. Dan gaat het bijvoorbeeld om cosplay, graffitimakers, spoken-word of projectkoren (Neele, 2023).
Volgens Monitor Amateurkunst 2023 beoefende 45% van de Nederlandse bevolking van zes jaar en ouder geen kunstzinnige, creatieve of muzikale activiteiten in de vrije tijd. Verreweg de meest genoemde reden is een gebrek aan interesse of belangstelling voor dit soort activiteiten en de voorkeur voor andere vrijetijdsactiviteiten. De andere veelgenoemde reden is een gebrek aan tijd. Een derde reden die minder, maar nog regelmatig genoemd wordt, is het naar eigen zeggen ontberen van talent of het niet creatief zijn. Het zou overigens kunnen dat respondenten uit de groep ‘niet-beoefenaars’ wel degelijk kunstzinnige, creatieve en muzikale activiteiten beoefenen, maar zich niet herkennen in de activiteiten zoals ze gedefinieerd zijn in de Monitor Amateurkunst of in andere gelijksoortige onderzoeken (zoals de Vrijetijdsomnibus).
Een steeds belangrijker onderzoeksgebied is het bestuderen van het effect van culturele interventies binnen de domeinen welzijn en zorg. Een onderzoek uit 2023 (Veldman et al., 2023) komt tot effecten op drie niveaus: fysiek & mentaal welzijnsniveau; sociaal en sociaalmaatschappelijk niveau; het cognitief functioneren van mensen. Binnen de hoeveelheid aan onderzoek naar de relatie tussen kunst en gezondheid zien we dat muziek als culturele of kunstzinnige interventie bij gezondheidsaspecten het meest lijkt onderzocht. Daarnaast laat de reviewstudie Kunst als (ver)wondermiddel (Poll et al., 2023) de waarde zien van actieve cultuurparticipatie voor ‘positieve gezondheid’ op het gebied van preventie, promotie, behandeling en omgang met ziekte. De onderzoekers zien een samenhang tussen het deelnemen aan kunst en cultuur en de gezondheid. Ook voor specifieke doelgroepen, zoals mensen met een chronische ziekte, mentale problemen en/of fysieke beperkingen, is een positieve samenhang gevonden.

Erfgoedbeoefening in de vrije tijd

In het cultuurbeleid en ook bij onderzoekers is in toenemende mate aandacht voor een bredere blik op kunst en erfgoed. In de kennissynthese gaan we nader in op het gebruik van terminologie, definities en duiding van de uitkomsten van de verschillende onderzoeken.

In 2012 bedraagt het aandeel erfgoedbeoefenaars in de bevolking 26%. Dat zijn ruim drie en een half miljoen mensen. Het percentage erfgoedbeoefenaars laat door de jaren heen een lichte stijging zien. In brede zin nemen vrouwen vaker deel aan cultuur, maar bij erfgoedbeoefening vormen mannen juist de meerderheid. Daarbij komt dat ouderen in de leeftijd van 65+ vaak erfgoed beoefenen, terwijl ze bij cultuurbeoefening in brede zin een minderheid vormen (Van den Broek & Van Houwelingen, 2015; Gielen et al., 2022). Net als bij kunstbeoefening lijkt ook bij erfgoedbeoefening de coronapandemie geen groot effect te hebben gehad op de mate van beoefening (Broers et al., 2023).
Een andere benadering dan het kijken naar individuele erfgoedbeoefenaars en vrijwilligers is uitgewerkt in diverse onderzoeken naar erfgoedgemeenschappen. Deze gemeenschappen zijn groepen mensen die zich vanuit interesse en intrinsieke motivatie voor erfgoed formeren in een sociaal verband en zich op vrijwillige basis in hun vrije tijd bezighouden met cultureel erfgoed. De erfgoedgemeenschappen kunnen formeel of informeel georganiseerd zijn. Binnen deze gemeenschappen speelt de sociale waarde van erfgoed een cruciale rol. Niet alle gemeenschappen beschouwen hun praktijken als ‘erfgoed’ terwijl zij soms wel zo gedefinieerd zouden kunnen worden door de onderzoekers. (Burggraaff & Elpers, 2022; Borghuis & Meijer, 2023).
De sinds 2012 verzamelde cijfers met de Vrijetijdsomnibus reflecteren vermoedelijk maar een deel van de werkelijke praktijk van erfgoedbeoefening. Aanvullend valt bijvoorbeeld te denken aan digitale vormen van erfgoedbeoefening, clubs die actief zijn met mobiel erfgoed, verschillende vormen van beoefening van immaterieel erfgoed of actieve participatie in burgerinitiatieven rond erfgoed in de leefomgeving (De Kreek, 2016; Van Londen et al., 2021; Van den Broek & Van Houwelingen, 2015).
Er is in onderzoek aandacht voor de maatschappelijke betekenis van erfgoedbeoefening, waarin ze vijf thema’s zien waarop erfgoed waarde kan zijn: educatie, economie, inclusie, verbinding en duurzaamheid (Broers et al., 2023; KIEN, 2022).

Cultuureducatie in het funderend onderwijs

Aan cultuureducatie in het onderwijs wordt een grote betekenis en waarde toegekend. Niet voor niets is het een verplicht domein in het primair en voortgezet onderwijs. Aanbieders, ondersteuners en beleidsmakers investeren veel middelen om cultuureducatie in het onderwijs te stimuleren en te verbeteren.

Voor het primair onderwijs zijn kunstzinnige vorming en cultureel erfgoed vastgelegd in de wettelijke kerndoelen (Warmer & Groenendijk, 2022). Dit betekent dat alle basisschoolleerlingen in principe in aanraking komen met kunst en erfgoed. In welke mate dat gebeurt en op welke manier verschilt sterk per school en zelfs per leerkracht. Over het algemeen gaat het bij het cultuuronderwijs op basisscholen vooral om actieve cultuurparticipatie (bijvoorbeeld dansworkshops) en in wat mindere mate om passieve cultuurparticipatie (bijvoorbeeld een bezoek aan een museum). Uit verschillende monitoronderzoeken van de afgelopen jaren naar cultuuronderwijs in het primair onderwijs blijkt dat basisschoolleerlingen gemiddeld twee uur per week cultuuronderwijs krijgen. Daarbij wordt de meeste tijd besteed aan tekenen, handvaardigheid en muziek en het minst aan erfgoed, mediakunst en film. De laatste monitor laat zien dat er steeds meer tijd wordt besteed aan literatuur en lezen (Termorshuizen et al., 2023).
Ook voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn er wettelijke kerndoelen die voorschrijven wat er minimaal aan bod moet komen. Vijf kerndoelen vormen samen het domein ‘kunst en cultuur’. Dit betekent dat alle scholieren in de onderbouw van de middelbare school onderwijs krijgen in kunst en cultuur. De mate waarin en de manier waarop verschilt sterk per school. Bij het merendeel van de scholen wordt het cultuuronderwijs behandeld in afzonderlijke vakken, en in veel mindere mate in een samenhangend leergebied of als onderdeel van projecten. De meeste van de onderbouwleerlingen volgen het vak beeldende vorming en in iets mindere mate muziek (Lommertzen et al., 2023).
Alle bovenbouwleerlingen havo/vwo krijgen Culturele en Kunstzinnige Vorming (CKV) en in het vmbo Kunstvakken I als eindexamenvak. Gymnasiumleerlingen volgden tot 2014 KCV in plaats van CKV, waarbij klassieke cultuur centraal staat. Daarnaast hebben de meeste boven-bouwleerlingen ook de mogelijkheid om eindexamen te doen in een ander kunstvak, zowel op vmbo-, havo- als vwo-niveau. De twee meest gekozen eindexamenvakken door zowel vmbo- als havo- of vwo-leerlingen zijn beeldende vormgeving en tekenen. Het zijn vooral meisjes die voor een examen in de kunstvakken kiezen (Lommertzen et al., 2023; Kieft et al., 2017; Hagenaars, 2020).
In het primair onderwijs is een van de drie kerndoelen voor het leergebied Kunstzinnige oriëntatie gewijd aan cultureel erfgoed. Bij nagenoeg alle basisscholen (96%) komt cultureel erfgoed aan bod in het onderwijs. In de meeste gevallen als onderdeel van geschiedenis en/of aardrijkskunde (bij 69% van de scholen), of als onderdeel van het cultuuronderwijs (54% van de scholen) of in vakoverstijgende projecten en thema’s (51%). Erfgoed is geen onderdeel van de verplichte kerndoelen voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Toch krijgen nagenoeg alle middelbare scholieren onderwijs in cultureel erfgoed. Voornamelijk als onderdeel van de kunstvakken (bij twee derde van de scholen) of als onderdeel van geschiedenis en/of aardrijkskunde (bij ruim de helft). De drie belangrijkste manieren waarop leerlingen in aanraking komen met erfgoedonderwijs is het bezoeken van musea (95% van de scholen biedt dit aan), het bezoeken van monumenten (70% van de scholen) of door gebruik te maken van de cultuur-historische omgeving van de school (62% van de scholen) (Lommertzen et al., 2023; Kieft et al., 2017).
  • Beoefenaars

    Vond je dit artikel interessant?

    Gemiddelde 5 / 5. totaal 1

    Praat verder over dit onderwerp met deze expert(s):
    Arno Neele
    Arno Neele
    Functie: Specialist Onderzoek
    Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
    arnoneele@lkca.nl
    030 711 51 07
    Luud Goossens
    Luud Goossens
    Functie: Specialist Onderzoek
    Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
    luudgoossens@lkca.nl
    030 711 51 27
    Bekijk alle experts
    Bijgewerkt op:
    Gepubliceerd:
    Deel dit artikel