Kennissynthese: Cultuurbeoefening op school en in de vrije tijd

Een verzameling van tien jaar Nederlands onderzoek
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel

Aanbieders

De aanbieder is een organisatie of persoon die cultuurbeoefening mogelijk maakt. Denk bijvoorbeeld aan verenigingen, scholen, kunstdocenten en artistiek begeleiders, muziekscholen, musea of gezelschappen.

In de kennissynthese kom je meer te weten over deze aanbieders. Hieronder vind je een beknopte beschrijving van enkele onderwerpen. Voor een uitgebreidere beschrijving van de onderzoeken over de aanbieder verwijzen we je naar de kennissynthese.

Inhoudsopgave

Basisscholen en cultuuronderwijs

Sinds 2005 wordt in opdracht van het ministerie van OCW periodiek het cultuuronderwijs in het primair onderwijs gemonitord. Deze onderzoeken laten zien dat de grote vrijheid die scholen hebben bij het invullen van hun cultuuronderwijs in de praktijk resulteert in een grote variatie in visies van scholen op cultuuronderwijs en in de manier waarop scholen hun cultuuronderwijs vormgeven.

Ondanks deze variatie zijn op basis van het laatste monitoronderzoek uit 2023 (Termorshuizen et al., 2023) een aantal patronen en trends te zien in de organisatie, de deskundigheid, het aanbod van het cultuuronderwijs op basisscholen en van de samenwerking tussen scholen en hun culturele omgeving.

De meeste basisscholen hebben een visie op cultuuronderwijs in het algemeen, die ook in de meeste gevallen bekend is bij een groot deel van het team. Het draagvlak voor cultuuronderwijs is dan ook groot, met name bij directies en iets mindere mate ook bij groepsleerkrachten. Het lijkt er op dat het draagvlak de laatste tien jaar is toegenomen (Van Essen et al., 2019; Hoogeveen et al., 2019).
Een ruime meerderheid (68%) van de scholen zet (externe) vakleerkrachten in voor cultuuronderwijs: dit is een toename in vergelijking met eerdere jaren. Het meer inzetten van vakleerkrachten komt voort uit de groeiende behoefte van scholen aan culturele expertise en aan verlaging van de werkdruk van groepsleerkrachten. Deze toename is vooral het gevolg van een stijging van het aandeel scholen dat vakleerkrachten extern inhuurt. (Termorshuizen et al., 2023).
Bijna alle scholen (95%) werken samen met de culturele omgeving in hun cultuuronderwijs. De meerderheid (75%) doet dat door gebruik te maken van beschikbaar aanbod van culturele instellingen. De minderheid (20%) doet dat door in meer of mindere mate samen te werken met de culturele instellingen (door vraaggericht aanbod of door het gezamenlijk ontwikkelen en uitvoeren van activiteiten) (Termorshuizen et al., 2023).

Een uitgebreide beschrijving van de belangrijkste patronen en trends in het cultuuronderwijs op basisscholen is te vinden in de kennissynthese.

Erfgoed komt op de meeste scholen (96%) aan bod. Het vaakst als onderdeel van zaakvakken geschiedenis of aardrijkskunde (bij 69% van de scholen), maar op ruim de helft van de scholen ook binnen cultuuronderwijs of vakoverstijgende projecten en thema’s. Scholen kijken veelal buiten de eigen schoolmuren voor de invulling van erfgoedonderwijs. Vrijwel alle scholen werken samen met culturele instellingen (Termorshuizen et al., 2023). SLO (2022) ziet dat erfgoedonderwijs lastig van de grond komt. Het ontbreekt aan een duidelijke beschrijving van doelen en inhouden van erfgoedonderwijs. Ruim de helft van basisscholen ziet de eigen leerkrachten als – in redelijke tot grote mate – deskundig om erfgoedonderwijs te geven. Iets minder dan de helft dus minder of niet. In het speciaal onderwijs wordt de deskundigheid van de leerkrachten voor erfgoedonderwijs lager ingeschat dan in het reguliere onderwijs.
Basisscholen kunnen voor hun cultuuronderwijs gebruikmaken van verschillende programma’s en subsidieregelingen. Vanuit het Rijk gaat het onder meer om de volgende programma’s en regelingen: Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK); Regeling prestatiebox po; Regeling professionalisering cultuuronderwijs po; Regeling cultuurbegeleider po; Impuls Filmeducatie; Regelingen Muziekonderwijs; Beleidsregel dans en muziek (DAMU). Daarnaast zijn er vanuit het Rijk ook programma’s voor andere domeinen, die scholen in de praktijk ook inzetten voor hun cultuuronderwijs. Recente voorbeelden zijn het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) voor het wegwerken van leerachterstanden na de coronapandemie en het programma School en Omgeving voor de verrijkte schooldag (Van den Berg et al., 2023). Welke invloed hebben de programma’s en regelingen op de praktijk van cultuuronderwijs op basisscholen? Een uitgebreide beschrijving per regeling is opgenomen in de kennissynthese.
Het monitoronderzoek naar cultuuronderwijs op basisscholen richt zich vaak op de veronderstelde voorwaarden voor ‘goed’ cultuuronderwijs. Dan gaat het om aspecten als visie en organisatie, gebruik van methoden en leerlijnen, samenhang tussen kunstvakken en met andere vakken, gepercipieerde deskundigheid van groeps- en vakleerkrachten, samenwerking met de omgeving, beoordeling van de culturele ontwikkeling van leerlingen (Warmer & Groenendijk, 2022; Ras, 2020; Haakma & Kupers, 2020). Dat er minder monitoronderzoek is naar de praktijk van cultuuronderwijs in de klas hangt deels samen met het feit dat de leeropbrengsten van cultuuronderwijs moeilijk te meten zijn, moeilijker dan bijvoorbeeld bij het reken- en taalonderwijs. In de laatste tien jaar zijn er in Nederland verschillende, meestal kleinschalige, empirische studies verschenen naar de praktijk van cultuuronderwijs. Daarbij wordt nadrukkelijk (ook) gekeken naar de leerling en de (vak)leerkracht. Het betreft meestal onderzoek met als doel om de kwaliteit van cultuuronderwijs op zowel basisscholen als middelbare scholen te verbeteren. Dit resulteert vaak in adviezen, richtlijnen, kaders, werkbare elementen of ‘tools’ voor scholen en (vak)leerkrachten (Haanstra et al., 2022; Warmer & Groenendijk, 2022).

Scholen in het speciaal onderwijs

Over het algemeen kunnen we stellen dat er minder onderzoek wordt gedaan naar cultuuronderwijs in het speciaal onderwijs. Het heeft echter wel een plek in het monitoringsonderzoek (Termorshuizen et al., 2023) naar cultuuronderwijs in het primair onderwijs dat in opdracht van het Ministerie van OCW wordt gedaan. Scholen in het (voortgezet) speciaal onderwijs hebben minder vaak een cultuurvisie (Lommertzen et al., 2023). Bovendien hebben ze minder vaak een cultuurcoördinator in dienst en is het muziekonderwijs niet op hetzelfde niveau als in het reguliere basisonderwijs. (V)so-scholen maken minder gebruik van leermethoden en werken minder samen met de culturele omgeving. Daar staat tegenover dat ze vaker intern vakdocenten inhuren.

Pabo-opleidingen

Hoewel steeds meer scholen in het primair onderwijs gebruikmaken van een vakleerkracht, wordt het grootste deel van het cultuuronderwijs gegeven door de reguliere groepsleerkracht. In 2023 komt het aandeel verplichte studiepunten (ECTS) voor beeldende vorming, muziek, dans en drama gemiddeld uit op 13 ECTS (5,4%) van het pabo-curriculum. Dit kan worden aangevuld met 19 ECTS aan keuzevakken.

Waar eerder elke leerkracht in opleiding minimaal in één kunstvak – en vanaf 1983 in zelfs twee kunstvakken – examen moest doen, is dat sinds 2005 niet meer verplicht. De bagage en vaardigheden van een startende leerkracht wisselt sterk. De regeling Professionalisering muziekonderwijs pabo heeft als doel projecten te ondersteunen die kwalitatief goed muziekonderwijs op pabo’s stimuleren en duurzaam verankeren.

De impact van de regeling op de handelingsbekwaamheid van studenten is moeilijk vast te stellen. Wel is er door de regeling meer aandacht gekomen voor muziekonderwijs op de pabo. 74% van de leerkrachten vindt dat je in het primair onderwijs beter een vakleerkracht kunt inzetten voor kunstzinnige oriëntatie (Hagenaars, 2023; Van den Berg et al., 2023; Hoogeveen & Waaijer, 2022; Jansma, 2020).

Middelbare scholen en hun cultuuronderwijs

Voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs zijn verplichte kerndoelen geformuleerd, waarvan vijf voor het leergebied kunst en cultuur. Voor de bovenbouw bestaan er geen kerndoelen, maar eindtermen binnen examenprogramma’s. Culturele Kunstzinnige Vorming (CKV) (of voorheen Klassieke Culturele Vorming op het gymnasium) is een verplicht schoolexamenvak voor elke leerling in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Naast CKV bieden veruit de meeste middelbare scholen facultatieve kunstvakken aan als keuzevak. In de bovenbouw havo/vwo bestaan kunstvakken ‘oude stijl’ (muziek, tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving) en kunstvakken ‘nieuwe stijl’ (kunst algemeen, kunst beeldende vormgeving, kunst muziek, kunst drama en kunst dans). In de vernieuwing van het vmbo kunnen scholen zelf bepalen welke keuzevakken zij willen aanbieden en hoeveel tijd zij hiervoor inroosteren (Lommertzen et al., 2023).

In de kennissynthese gaan we op basis van het meest recente monitoronderzoek naar cultuureducatie in het voortgezet onderwijs (Lommertzen et al., 2023) in op de organisatie, het aanbod, deskundigheid, samenwerking met de culturele omgeving, toetsing en verankering van het cultuuronderwijs op middelbare scholen. Een aantal resultaten zijn:

De meerderheid van de scholen heeft een visie op cultuuronderwijs. Wel is deze minder vaak en minder formeel vastgelegd dan in 2017. Er is ook ‘in grote mate’ draagvlak voor cultuuronderwijs bij 90% van de kunstvakdocenten, bij ruim de helft van de directie en bij ongeveer een vijfde van de andere vakdocenten. Bij de rest van deze groepen is voornamelijk ‘in enige mate’ draagvlak. Van helemaal geen draagvlak is nauwelijks sprake. Toch worden de kunstvakken op een deel van de scholen niet altijd even serieus genomen door directie en collega’s ten opzichte van andere vakken.
Op middelbare scholen zijn gemiddeld zes kunstvakdocenten (inclusief docenten CKV) werkzaam. Het aantal uren dat zij beschikbaar hebben voor hun taken is vaak niet toereikend voor het uitvoeren van alle ideeën die zij hebben om hun vak goed vorm te geven. Twee derde van de schoolleiders vindt hun kunstvakdocenten ‘in grote mate’ deskundig voor het verzorgen van cultuuronderwijs, en een derde ‘in enige mate’. Er zijn bijna geen schoolleiders die hun docenten niet deskundig genoeg vinden. Ongeveer twee derde van de scholen heeft een cultuurcoördinator; dit is significant lager dan in 2017.
Op minder dan de helft van de scholen is er sprake van samenhang tussen de culturele activiteiten of van een doorgaande leerlijn cultuuronderwijs, zowel binnen als tussen de onder- en bovenbouw. Wel is er sinds 2015 iets meer aandacht gekomen voor samenhang binnen cultuuronderwijs op middelbare scholen, en lijkt er sprake van een langzame beweging van losstaande activiteiten naar een steeds meer samenhangend programma voor cultuuronderwijs (Van den Berg et al., 2023).

Een uitgebreide beschrijving van de belangrijkste patronen en trends in het cultuuronderwijs op middelbare scholen is te vinden in de kennissynthese.

Erfgoed heeft geen eigenstandige plaats in de kerndoelen en examenprogramma’s van het voortgezet onderwijs. Toch besteedde in 2022 89% van de scholen aandacht aan cultureel erfgoed. Bij twee derde van de scholen komt cultureel erfgoed aan bod als onderdeel van de kunstvakken en bij ruim de helft als onderdeel van geschiedenis en/of aardrijkskunde. De drie belangrijkste manieren waarop leerlingen in aanraking komen met erfgoedonderwijs is het bezoeken van musea (95% van de scholen biedt dit de leerlingen aan), het bezoeken van monumenten (70% van de scholen) of door gebruik te maken van de cultuurhistorische omgeving van de school (62% van de scholen). Binnen het aanbod van erfgoedinstellingen is een verschuiving te zien van ‘waardering krijgen voor aspecten van erfgoed’ naar een meer ‘kritisch onderzoek’ ervan (Kieft et al., 2017; Lommertzen et al., 2023).
Net als basisscholen kunnen ook middelbare scholen gebruikmaken van speciale stimuleringsprogramma’s en regelingen voor cultuuronderwijs. Vanuit het Rijk gaat het om de volgende programma’s en regelingen: Cultuureducatie met Kwaliteit (CmK); Regelingen Cultuureducatie in het vmbo, vso, praktijkonderwijs en mbo; Cultuurkaart VO; Impuls Filmeducatie; Beleidsregel dans en muziek (DAMU); Regeling cultuurprofielscholen. Daarnaast zijn er vanuit het Rijk ook programma’s voor andere domeinen die scholen in de praktijk ook inzetten voor hun cultuuronderwijs, zoals het Nationaal Programma Onderwijs (NPO) voor het wegwerken van leerachterstanden na de coronapandemie (Van den Berg et al., 2023). Welke invloed hebben de programma’s en regelingen op de praktijk van cultuuronderwijs op middelbare scholen? Een uitgebreide beschrijving per regeling is opgenomen in de kennissynthese.

Voortgezet speciaal onderwijs

In het monitoronderzoek (Lommertzen et al., 2023) naar cultuuronderwijs in het voortgezet onderwijs wordt apart gekeken naar het voortgezet speciaal onderwijs. Op een groot aantal indicatoren ziet het onderzoek eenzelfde beeld als bij het reguliere voortgezet onderwijs. Het monitoronderzoek ziet ook enkele verschillen:

  • Vso-scholen zetten de CJP Cultuurkaart en ouderbijdragen veel minder vaak in als financieringsbron voor cultuuronderwijs dan vo-scholen
  • In het vso is er minder aanbod van cultuuronderwijs dan in het vo
  • Vso-scholen lijken iets minder samen te werken met culturele instellingen
  • Op het vso lijkt er meer aandacht te zijn voor deskundigheidsbevordering van docenten
  • Evaluatie van het eigen cultuuronderwijs lijkt iets meer voor te komen op vso-scholen

    Middelbaar beroepsonderwijs

    Mbo-studenten moeten zich kwalificeren voor uitoefening van een beroep, doorstroom naar ander onderwijs en deelname aan de maatschappij. Daar is ook cultuuronderwijs een belangrijk onderdeel van. De beroepsgerichte kwalificatiestructuur bestaat uit een basisdeel, een profieldeel en een keuzedeel. Studenten kunnen zelf invulling geven aan deze keuzedelen. De MBO Cultuurkaart geeft mbo-studenten korting op bezoek aan culturele instellingen. Vanaf 2022 ondersteunt het ministerie van OCW de MBO Cultuurkaart ook met budget (Den Boer & Leest, 2021; Van Lanschot Hubrecht et al., 2017a).

    Nog maar weinig scholen hebben kunst en cultuur in hun centrale visie en missie opgenomen. Bestuurders en cultuurcoördinatoren van mbo-opleidingen vinden wel dat kunst en cultuur horen bij de algemene vormende opdracht en vinden het van belang dat studenten hiermee in aanraking komen (Braam, 2023).

    Buitenschools aanbod

    Het aantal instellingen en bedrijven dat kunsteducatie-aanbod verzorgt is sinds 2007 fors gegroeid van minder dan 5.000 tot bijna 15.000, oftewel een verdrievoudiging. Deze sterke groei van het aantal instellingen en bedrijven dat cultuureducatie verzorgt komt vooral op het conto van zelfstandigen. Deze trend van een toename van het aantal en aandeel zelfstandigen is deels te verklaren met de toenemende flexibilisering van de arbeidsmarkt. Daarbij waren mensen eerst in dienst als werknemer van een bedrijf of instelling en zijn vervolgens verdergegaan als zelfstandige. In totaal waren over de jaren 2016 en 2018/2019 gemiddeld 27.000 instellingen en bedrijven actief met een of meerdere vormen van cultuureducatie. Van de aangeboden kunstvormen is muziek het grootst, gevolgd door beeldende kunst, theater en toneel, en dans en ballet (Vinken et al., 2023; CBS, 2022). In het onderzoeksrapport gaan we specifieker in op onder meer muziek,- dans- en theaterscholen, gesubsidieerde centra voor de kunsten en het aanbod van deze kunsteducatieve instellingen.
    Cultuurbeoefening wordt verzorgd door docenten en artistiek begeleiders. Het merendeel van deze docenten en begeleiders zijn zelfstandigen. De meeste kunstdocenten en artistiek begeleiders hebben een hybride beroepspraktijk. Dat betekent dat zij bijvoorbeeld naast docent of begeleider ook scheppend of uitvoerend kunstenaar zijn. De hybride beroepspraktijk is vaak uit nood geboren, omdat het richten op alleen maar scheppend werk of op alleen maar educatief werk niet voldoende is om genoeg inkomen te verdienen. Veel docenten en begeleiders werken naar eigen zeggen voor een (veel) te laag uurtarief of krijgen geen vergoeding voor een deel van hun werkzaamheden en nevenactiviteiten. Nog geen derde van de kunstprofessionals is tevreden over diens werkzekerheid. Waar men meer tevreden over is, zijn de werkbelasting en werktijden. Mogelijkheden tot scholing, maatschappelijke waardering, werkzekerheid en werkplekken worden gewaardeerd (De Jong et al., 2021; Neele et al., 2020; Arnoldus, 2023).
    Amateurkunstverenigingen worden geconfronteerd met verschillende uitdagingen. Denk daarbij aan het behoud van leden en deelnemers, financiële problemen, beschikbaarheid van ruimtes, opslag, optredens en het werven van (capabele) bestuurders. Het werven en behoud van leden is het belangrijkste knelpunt. Het deel van de verenigingen dat leden verliest is de laatste jaren dan ook groter dan het deel dat een groei doormaakt. Deze trend is versterkt ten tijde van de coronapandemie. Amateurkunstkoepels, zoals Koornetwerk Nederland (KNN) en de Koninklijke Nederlandse Muziekorganisatie (KNMO) zien de gevolgen van deze trend: een kleiner wordende achterban. Bij deze trend van een teruglopend ledental zijn er twee versterkende factoren: ontgroening en vergrijzing. Over het algemeen hebben verenigingen veel moeite om jonge leden aan te trekken en hun ledenbestand vergrijst. In de periode 2015-2021 was er bij zo’n 10% van de verenigingen sprake van een verjonging van het ledenbestand, terwijl bij de helft sprake was van vergrijzing. Onderzoek naar blaasorkesten laat zien dat zien dat verenigingen enkele maatschappelijke ontwikkelingen aanwijzen als oorzaken van een teruglopend ledental, zoals een vergrijzende bevolking, ontkerkelijking, individualisering, consumentisme, sluiting muziekscholen (Deekman et al., 2023; Neele & Roorda, 2023; Neele & Zernitz, 2021b, 2019; Hendriks & Bisschop Boele, 2014; Buis, 2012).
    Erfgoedbeoefening vindt plaats zowel binnen formeel georganiseerde culturele instellingen en verenigingen als binnen erfgoedgemeenschappen. Een onderzoek bracht bijna 3000 erfgoedinitiatieven in kaart: initiatieven voor behoud en onderhoud en initiatieven voor beoefening (immaterieel erfgoed). Sinds 2012 borgen we het Nederlands immaterieel erfgoed in de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed. De eerste drie toetreders zijn Bloemencorso Zundert, Boxmeerse Vaart en de Sint Maartenviering in Utrecht. In 2023 zijn er inmiddels meer dan 200 vormen van immaterieel erfgoed in de inventaris opgenomen (Broers et al., 2023; van der Horst et al., 2022; KIEN, 2022).
    Culturele instellingen als musea of theater-, dans- en muziekgezelschappen verzorgen in de meeste gevallen ook cultuureducatieve activiteiten. In vergelijking met 2007 heeft educatie in 2019 een nog stevigere plek weten te verwerven in musea en erf-goedinstellingen. De meeste culturele instellingen beperken zich over het algemeen niet tot een of enkele doelgroepen, maar proberen zo veel mogelijk verschillende groepen te bereiken met hun educatieve activiteiten. Het minst wordt de leeftijdsgroep 0-4 jaar als doelgroep genoemd. Als het gaat om de educatieve activiteiten voor het onderwijs is het primair onderwijs de belangrijkste doelgroep (Van den Berg et al., 2023; Beekhoven et al., 2015; Dieleman et al., 2019).
    In 2014 inventariseerde een onderzoek (Roorda, 2014) in totaal 240 organisaties die zich profileerden met een aanbod voor toptalentontwikkeling (totaal 423 voorzieningen). Muziek is het sterkst vertegenwoordigd met 113 voorzieningen. Andere zijn: 52 voor beeldend, 50 voor media, 15 voor schrijven, 63 voor dans, 48 voor urban, 71 voor theater en 11 voor circus. Onderzoek uit 2019 constateert dat het verdwijnen van productiehuizen bij de theater- en dansgezelschappen voor een ‘kink’ heeft gezorgd in de keten voor talentvolle jongeren met de ambitie om professioneel acteur of danser te worden. Sindsdien proberen verschillende podia, orkesten en gezelschappen dit gat geleidelijk op te vullen (Dieleman et al., 2019). Het is onbekend in hoeverre dit sinds 2019 ook structureel is gelukt.
    Er zijn plekken die cultuurbeoefening faciliteren die buiten het traditionele educatieve aanbod vallen, zoals Cultuur@CruyffCourts (Geerdes-Gazzah et al., 2022) en actieve cultuurparticipatie binnen het zorg- en welzijnsdomein (Poll et al., 2023). We zien een steeds verdere stijging in de mate waarin cultuurparticipatie wordt ingebed in zorginstellingen. Ook is hier steeds meer aandacht voor vanuit onderzoek.
  • Aanbieders

    Vond je dit artikel interessant?

    Gemiddelde 5 / 5. totaal 1

    Praat verder over dit onderwerp met deze expert(s):
    Arno Neele
    Arno Neele
    Functie: Specialist Onderzoek
    Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
    arnoneele@lkca.nl
    030 711 51 07
    Luud Goossens
    Luud Goossens
    Functie: Specialist Onderzoek
    Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
    luudgoossens@lkca.nl
    030 711 51 27
    Bekijk alle experts
    Bijgewerkt op:
    Gepubliceerd:
    Deel dit artikel