‘Iedereen moet voor CKV een voldoende kunnen halen’

Het nieuwe CKV in de praktijk
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Famke Sinninghe Damsté geeft sinds 2003 CKV op Het Baarnsch Lyceum. Het nieuwe CKV sluit meer aan bij haar ideeën over hoe het vak gegeven moet worden. Ze laat haar studenten onderzoek doen volgens een klassiek academische opzet. ‘Kunst kun je ook zien als een vorm van onderzoek. Je stelt een vraag en stap voor stap werk je naar een antwoord of een oplossing.’

Hoe kan ik door fotografie mijn klasgenoten bewust maken van het probleem van armoede? Wat is het verschil in beleving van klassieke muziek en hiphop tussen brugklassers en senioren? Hoe kunnen we met een kunstwerk onze klasgenoten op een amuserende manier bewust maken van het probleem van overgewicht?

Het zijn drie voorbeelden van onderzoeksvragen van leerlingen die CKV-docent Famke Sinninghe Damsté vorig schooljaar langs zag komen. ‘Ik heb gekozen voor een klassiek academische onderzoeksopzet. Eerst een hoofdvraag bedenken. Vervolgens alle stappen doorlopen zoals deelvragen bedenken, methode kiezen, gegevens verzamelen en analyseren, conclusie trekken, presenteren en dan reflecteren. Het zijn in totaal zeven stappen die leerlingen moeten volgen.’

CKV en Art Based Learning

Sinninghe Damsté volgde de Master Kunsteducatie bij Emiel Heijnen aan de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten (AHK) en werkte mee aan de ontwikkeling van de nascholing CKV Verdiept voor de AHK. Dit droeg enorm bij aan het opzetten van vooral het onderzoeksdeel, met de zeven stappen, van haar lessen. ‘Ik leg mijn leerlingen uit wat wetenschappelijk onderzoek doen inhoudt. Kunst en wetenschap lijken elkaar te bijten en kun je ogenschijnlijk niet verenigen. Maar kunst kun je ook zien als een vorm van onderzoek. Je stelt een vraag en stap voor stap werk je naar een antwoord of een oplossing.’

Naast de aanpak van Heijnen gebruikt Sinninghe Damsté in haar lessen ook de art based learning-methode van Jeroen Lutters. Sinds 1 december 2018 is zij benoemd tot hoofd van het Art Based Learning Centre en geeft zij trainingen in samenwerking met ArtEZ Hogeschool. ‘Je verdiept je bij art based learning zeer aandachtig in een kunstwerk dat jou als het ware kiest. Er ontstaat een dialoog waardoor je via het kunstwerk in staat bent om op persoonlijke vragen een antwoord te vinden. En dat is juist voor leerlingen bij CKV heel bruikbaar, omdat ze daardoor ontdekken dat kunst ook over hen gaat. Dat het niet iets heel abstracts en moeilijks is, maar dat ook over hun persoonlijk leven gaat, over hun eigen menszijn. Dat blijkt bij deze leeftijdsgroep verrassend goed aan te slaan.’

‘Je verdiept je bij art based learning zeer aandachtig in een kunstwerk dat jou als het ware kiest. […] En dat is juist voor leerlingen bij CKV heel bruikbaar, omdat ze daardoor ontdekken dat kunst ook over hen gaat.’

Onderzoeksvraag formuleren

Voor het onderzoek laat Sinninghe Damsté haar leerlingen kiezen uit vier benaderingen. Twee waarbij de onderzoeker los staat van het maakproces, namelijk over en voor de kunst. ‘Je kijkt dan bijvoorbeeld naar de totstandkoming van een kunstwerk of hoe een onderdeel van het maakproces verbeterd zou kunnen worden.’ De andere twee benaderingen, in en door de kunst, zou je artistiek onderzoek kunnen noemen. ‘Dan ben je als onderzoeker onderdeel van het maakproces en is je onderzoeksvraag bijvoorbeeld hoe je een kunstwerk in de stijl van een bepaalde kunstenaar kunt maken of hoe een voorstelling zou kunnen helpen bij de beantwoording van een maatschappelijke vraag. Ik laat mijn leerlingen kiezen of ze overvoorin of door kunst onderzoek willen doen. Vervolgens moeten ze zich afvragen door welke bril ze gaan kijken en hoe ze überhaupt aan een onderzoeksvraag komen.’ 

Die bril kan een van de elf dimensies zijn die SLO als handreiking heeft opgesteld, zoals feit en fictie, autonoom en toegepast, digitaal en analoog of herkenning en vervreemding. ‘Maar je kunt natuurlijk ook vanuit een sociale, cultureel-antropologische, economische, politieke, technologische, ecologische of demografische (afgekort Scepted) invalshoek een vraag bedenken. Dat geeft houvast. Dus ze kiezen een kunstdiscipline die hen zelf het meest aanspreekt en vervolgens een dimensie of een Scepted-factor. Dat zou het ontwerpen van een map voor een game kunnen zijn, bijvoorbeeld vanuit de dimensie traditie en innovatie. Maar als ze zelf een dans willen ontwerpen, kan dat ook.’

Elke stap goed beschrijven

Om de leerlingen niet te laten verdrinken in hun onderzoek, bijvoorbeeld door te omvangrijke onderzoeksvragen of te veel subvragen, coacht Sinninghe Damsté hen. ‘Ze moeten een onderzoeksvraag eerst aan mij voorleggen, voor ze er mee aan de slag gaan. Vaak zijn leerlingen geneigd om heel grote vragen te stellen en die moet je dan samen met hen gaan inperken. Een vraag als ‘Wat vinden mensen van Rembrandt?’ is onmogelijk te beantwoorden. Je kunt je wel afvragen ‘Wat vinden mijn klasgenoten van de Nachtwacht van Rembrandt?’ En die vraag moeten ze dan vanuit een bepaalde dimensie stellen, bijvoorbeeld: in hoeverre vinden mijn klasgenoten De Nachtwacht herkenbaar of juist vervreemdend, ik noem maar iets.’

‘Ik vraag leerlingen om telkens elke stap goed te beschrijven, wat ze doen en waarom. Voor elke stap kunnen ze punten halen en dat motiveert ook om alle stappen goed te doen. Bij hun vragen kiezen de leerlingen een passende methode. Dus bij die vraag naar Rembrandt maken ze een enquête of interviewen ze klasgenoten. Willen ze een dansvoorstelling analyseren en daarvoor ook aanwezig zijn bij de repetities en observeren hoe bijvoorbeeld de choreograaf te werk gaat, dan moeten ze eerst een observatieschema maken. Ze moeten van mij sowieso beginnen met een klein bronnenonderzoekje, met zoeken in boeken of op internet naar achtergrondinformatie.’

‘Voor elke stap kunnen ze punten halen en dat motiveert ook om alle stappen goed te doen.’

Beoordelen met rubrics

Voor haar leerlingen maakt Sinninghe Damsté jaarlijks een werkboek. ‘Daarin maken ze hun opdrachten en doen ze ook verslag van hun onderzoek. Bij elk onderdeel staat hoeveel punten ze ervoor kunnen krijgen. Elk onderdeel heeft ook een deadline en zo hoop ik ze meer te motiveren om goed te plannen en op schema te blijven lopen.’ 

Via de werkboeken heeft ze bovendien goed zicht op leerlingen die meer coaching nodig hebben. Voor de beoordeling van de praktische opdrachten maakt Sinninghe Damsté gebruik van rubrics. Hierbij kijkt ze naar zowel inhoud als verzorging. ‘Geeft iemand veel voorbeelden of juist niet, gaan ze serieus de diepte in of blijft het hier en daar toch wat oppervlakkig, dat zijn allemaal zaken die meespelen in de vaststelling van het punt dat de leerling krijgt. 

‘Geeft iemand veel voorbeelden of juist niet, gaan ze serieus de diepte in of blijft het hier en daar toch wat oppervlakkig, dat zijn allemaal zaken die meespelen.’

Voor de beoordeling van het onderzoek maakt Sinninghe Damsté een rubric die in grote lijnen gebaseerd is op die van het SLO. Voor zowel de theoretische toetsen als de praktische opdrachten kan de leerling een onvoldoende behalen en is er geen mogelijkheid om te herkansen, met uitzondering van het onderzoek. Daarvan mogen ze onderdelen verbeteren. ‘Als je serieus de opdrachten doet en alles op tijd af hebt, moet iedereen voor dit vak een voldoende kunnen halen.’

Vier domeinen van CKV

Sinninghe Damsté bouwt haar lessen op volgens de vier domeinen van het nieuwe CKV. ‘Ik begin het jaar met verkennen, waarbij de leerlingen een cultureel zelfportret vanuit een eigen ‘thuismuseum’ maken met de art based learning-methode. Dat verbreed ik met lessen over de disciplines en de dimensies. Hierover geef ik twee theoretische toetsen, want die kennis is een belangrijke basis voor het onderzoek.’

Daarbij organiseert Sinninghe Damsté twee culturele activiteiten voor de gehele jaarlaag, film- en concertbezoek, met bijbehorende opdrachten vanuit de dimensies. En een art based learning-opdracht met een pop-up museum op school. In het voorjaar doen de leerlingen als verdieping een groot onderzoek van enkele weken. Door deze benadering met een hele onderzoekcyclus, gaan ze ook echt helemaal de diepte in.’ Om het onderzoek nog meer diepgang te geven, moeten de havo-leerlingen één en de vwo-leerlingen twee culturele activiteiten zelfstandig ondernemen, zoals het bezoek aan een voorstelling of een interview met een kunstenaar. Deze activiteiten zijn verplicht, en moeten informatie opleveren om antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen.

Dimensies en disciplines

‘Het leuke vind ik ook dat ze bij een onderwerp dat hen echt interesseert en ze gaan onderzoeken, erachter komen dat er veel meer achter zit.’ Uiteindelijk presenteren de leerlingen hun onderzoeken aan elkaar. Zo krijgen ze weer heel veel verschillende dimensies en disciplines voorgeschoteld. ‘Door op elkaars werk te reflecteren komt er verbinding tot stand. Wat zijn tips, wat zijn tops? En ze reflecteren ook over hun eigen werk. Wat hadden ze achteraf gezien beter anders gedaan. Wat biedt aanknopingspunten voor vervolgonderzoek?’

‘Door op elkaars werk te reflecteren komt er verbinding tot stand. Wat zijn tips, wat zijn tops? En de leerlingen reflecteren ook over hun eigen werk.’

Als afsluiting van het jaar laat Sinninghe Damsté haar leerlingen nadenken over vragen als: ‘Wat heb ik van CKV over en van kunst geleerd? Wat kan ik ermee in de rest van mijn leven? Dat is voor mij de uiteindelijke verbinding.’

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 5 / 5. totaal 6

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel