MIND-CARE: Tegengif tegen mentale druk

Dit is een artikel uit de Cultuurkrant, editie 36, december 2025.
De laatste jaren, zeker sinds de covid-lockdowns, staat de mentale gezondheid van jongeren volop in de belangstelling. Die zorg komt niet uit de lucht vallen. Hoge percentages jongeren geven aan last van stress en depressieve gevoelens door prestatiedruk en social media te ondervinden.
Tegelijkertijd wijzen talloze rapporten uit dat kunst- en cultuurbeoefening een belangrijk middel zijn om jongeren te ondersteunen.
Reden voor LKCA om samen met de Duitse zusterorganisatie BKJ (Bundesvereinigung Kulturelle Kinder- und Jugendbildung) in het kader van het met Europees geld gefinancierde programma MIND-CARE te onderzoeken hoe en met welke instrumenten kunsteducatoren symptomen van mentale problemen kunnen signaleren, hoe ze vervolgens jongeren van 14 tot en met 18 jaar kunstzinnige ondersteuning kunnen bieden én wanneer ze moeten doorverwijzen naar de GGZ.
In de afgelopen maanden waren hierover diverse leergemeenschapbijeenkomsten, onder andere rond de thema’s bewustwording en preventie. LKCA ontwikkelt in 2026 trainingen en intervisiebijeenkomsten om, via tweedelijnspartners, kunstdocenten te steunen. Van 3-5 december wordt de conferentie Creativity as Mind Care gehouden in Berlijn. Daaraan voorafgaand sprak de Cultuurkrant met twee betrokkenen.

Jan van den Eijnden is samen met Max van Alphen verantwoordelijk voor MIND-CARE vanuit LKCA. ‘Wij doen veldonderzoek en steken een thermometer in de sector. Wat zijn de behoeften van kunstdocenten op dit gebied? Het BKJ bevroeg de jongeren, waaruit een herkenbaar beeld oprijst. Twee derde (!) ervaart milde mentale problemen, vooral op persoonlijk vlak. Ze geven aan dat kunsteducatie juist géén mentale druk geeft, wat past in de lijn van internationale onderzoeken. Gecombineerd moeten onze onderzoeken leiden tot een toolbox voor kunstdocenten.’
Tijdens de conferentie neemt Kesha Felipa deel aan een panelgesprek. Zij is adviseur bij de provinciale ondersteuningsinstelling Kunstloc Brabant en als docent aan de Fontys Academie kent zij de problemen ‘op de vloer’.
‘Sociale media zijn de gamechanger, negatief. Ik hoor veel over afgeleid zijn, prestatiedruk, jongeren die zich terugtrekken in hun bubbel. Docenten hebben vooral behoefte aan meer tijd om het gesprek aan te gaan met studenten én elkaar.’
Kesha Felipe: ‘Ik hoor veel over afgeleid zijn, prestatiedruk, jongeren die zich terugtrekken in hun bubbel’

Wat kwam uit het onderzoek dat onderzoeksbureau Sardes namens LKCA deed?
JvdE: ‘Het bevestigt het beeld dat de Duitse onderzoekers van de jongeren schetsen. Wij hebben gezien dat Nederlandse kunstdocenten en zorgcoördinatoren op school zich best competent voelen in het signaleren en doorverwijzen. Maar ook zij hebben behoefte aan meer tijd voor informele gesprekken. Een lijst met symptomatisch gedrag dat zij zouden kunnen herkennen, voorbeeldcases, tips om met worstelende leerlingen om te gaan. Toegankelijk gepresenteerd, zonder al te veel tekst.’
Belangrijk onderwerp is het creëren van safe spaces en kaders waarin jongeren zich veilig voelen om hun problemen te uiten. Aan wat voor vormen moeten we denken?
KF: ‘In het mbo had ik met blokken van drie uur per week de ruimte om in te spelen op de sfeer van een groep. Als ik onrust bespeurde kon ik mijn programma omgooien en drie kwartier in gesprek gaan. In het vo is dat moeilijk; voor ze zitten is de les al bijna voorbij.’
‘Ik ken een docent die haar lokaal vanaf acht uur ’s ochtends openstelt. Leerlingen die buiten de boot vallen in de gemeenschap kunnen komen praten met een kopje thee, of aan de slag gaan, zonder programma. Voor dergelijke individuele initiatieven zou ruimte gecreëerd moeten worden.’
JvdE: ‘Als LKCA kijken wij vooral naar de buitenschoolse wereld. Daar is het ingewikkelder om beleid te maken voor informele of nonformele contacten omdat veel aan de markt is overgelaten. Er heerst ook een zekere weerzin tegen beleidsbeïnvloedende maatregelen of men is er niet van op de hoogte.’
‘En voor een dansdocent met een eigen kunst-, dans-, muziek- of theaterpraktijk is het vaak ingewikkeld, denk aan privacyregels, contact te leggen met de school om samen te kunnen optrekken bij gesignaleerde problemen. Bij wie kunnen ze aankloppen?’
Vinden jullie de zorg voor het mentale welzijn eigenlijk wel een taak voor kunst- en cultuurdocenten?
KF: ‘Dat is de eeuwige discussie. Als docentopleiders leiden we geen psychologen op. Als ik iemand over een tekening hoor zeggen ‘ooo, dat komt uit je onderbewuste’ gaat het bij mij jeuken. Je moet je voelsprieten uitsteken, maar niet in de schoenen gaan staan van mensen die ervoor gestudeerd hebben. Sommige mensen hebben die neiging. Dat vind ik gevaarlijk.’
JvdE: ‘Eens. MIND-CARE gaat vooral over bewustwording en preventie, niet om verantwoordelijkheid, alleen al gezien de hoeveelheid ziektebeelden die ze daarvoor zouden moeten herkennen. Het is belangrijk dat professionals zicht hebben op preventie- en zorginstellingen voor psychische problematiek.’
‘Vaak zijn kunstdocenten best sensibel en kunst en cultuur kunnen dingen losmaken. De toolbox die we ontwikkelen moet hen in staat stellen beter geoutilleerd leerlingen te ondersteunen en te weten waar de grenzen van hun bijdrage aan het mentale welzijn liggen.’
KF: ‘De diepere discussie is misschien dat studenten op de kunstacademies vaker níet zijn opgegroeid in een omgeving waar meerdere problemen zijn. Dat is hun perspectief. Begeleiders in de informele ruimte waarin jongeren leren zijn vaak autodidacten. Ik denk dat het de taak van de opleiding is meerstemmigheid te stimuleren, aandacht te besteden aan een meer intersectioneel perspectief, de rol van mogelijk kwetsende woorden, van een eurocentrische en conformistische blik.’
JE: ‘Voor nu richten we ons op professionals die al in de sector werkzaam zijn. Maar daarna moeten we in gesprek met de kunstacademies.’
Welke ontwikkelingen zijn er, of zouden er moeten zijn, die het makkelijker maken om ruimte te creëren voor het gesprek over mentale problemen?
JvdE: ‘Wat heel goed werkt is dat mensen met veel impact het bespreekbaar maken, het taboe er afhalen: Koningin Máxima, Prince Harry. Wat een docent zelf uitstraalt is ook een belangrijke factor.’
KF: ‘Ik denk dat na- en bijscholing een belangrijke bijdrage kunnen leveren. Pas afgestudeerde kunstdocenten zijn vaak rond 20 jaar, dan moet je zelf nog helemaal uitzoeken hoe je erin staat. En ook hun mentale gezondheid moet worden geborgd. Daar is alumnibeleid voor nodig. Kunstloc Brabant kan dan een rol spelen.’
JvdE: ‘Mijn oproep aan een nieuw kabinet zou dan ook zijn: zorg dat hbo-kunstvakopleidingen voldoende kunnen en mogen investeren in alumnibeleid, zo mogelijk samen met provinciale ondersteuningsinstellingen. Dit in het kader van een leven lang leren.’
Jan van den Eijnden: ‘MIND-CARE gaat vooral over bewustwording en preventie’
Toolbox, training en bijeenkomsten
Met de toolbox en een training die binnen MIND-CARE worden ontwikkeld krijgen kunstvakprofessionals meer houvast in de omgang met sociaal-emotionele problemen van jongeren. Partnerorganisaties zullen die delen met de professionals; de training wordt ingebed in de LKCAcademie. Ook komen er nieuwe bijeenkomsten voor de leergemeenschap rondom mentale gezondheid.
Meer weten?
Check in 2026 lkca.nl of schrijf je in voor onze nieuwsbrief. Vragen of suggesties? Mail Max van Alphen (maxvanalphen@lkca.nl) of Jan van den Eijnden (janvandeneijnden@lkca.nl).
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)