Toegang tot cultuureducatie mag niet afhangen van goede marketing

Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Bent u een ‘startende cultuurspeurder’? Of eerder een ‘actieve vermaakvanger’? Noemen vrienden u eenculturele alleseter’of staat u als ‘weelderige cultuurminnaar’ te boek? Woont u in een Vinexwijk en wordt u wel eens nageroepen: ‘Hè, proevende buitenwijker’?

Deze column van Jan Jaap Knol verscheen eerder in de Cultuurkrant, editie 25, maart 2023.

Foto: iStock

Mocht je in Rotterdam wonen, dan weten ze het antwoord al. ‘Ze’, dat zijn de makers van het culturele doelgroepenmodel die al enkele jaren geleden vrijwel alle inwoners van hun stad hebben ingedeeld in elf smaakprofielen: groepen van (potentiële) cultuurliefhebbers, samengesteld op grond van een mix van demografische en sociale factoren, culturele preferenties én postcodes.

Wie Rotterdam kent, zal het niet verbazen dat je in het welvarende Kralingen ‘weelderige cultuurminnaars’ vindt. Rotterdam Festivals, bedenkers van het model, schrijft over hen: ’Na de werkdag leest de weelderige cultuurminnaar nog even een opiniestuk uit, fietst-ie langs de traiteur voor een heerlijk proefplankje en een goeie fles, of schuift-ie aan in een restaurant waar een collega het laatst over had (‘Geen ster, maar wel echt een smaakbeleving’)’.

Tsja, zo hebben we wel een beeld natuurlijk.

In de minder goedbedeelde delen van Zuid voeren dan weer ‘sociale cultuurhoppers’ de boventoon. Hier wordt na de – doorgaans niet royaal – betaalde werkdag ‘een praatje aan de deurpost gemaakt’. Evenmin veel geld hebben de ‘lokale vrijetijdsgenieters’. Ter geruststelling: hun wereld is ‘overzichtelijk en knus’. Voor de stad als geheel geldt dat er veel ‘nieuwsgierige toekomstgrijpers’ loslopen: jonge cultuurliefhebbers met óók weinig geld maar wel met grote dromen. ‘We are all in the gutter but some of us are looking at the stars’, schreef Oscar Wilde.

Met de profielen en een stadsplattegrond in de hand kunnen culturele instellingen dankzij het model scherp in beeld krijgen wie al wordt bereikt en wie nog niet. Dat inzicht kan in de marketing verder worden verfijnd naar activiteit, soort aanbod of frequentie van bezoek. Het model lijkt wel een variant op het motto ‘Elck wat wils’, de zinnespreuk die dichter Roemer Visscher meegaf aan zijn bundel ‘Brabbeling’, zeventiende-eeuws Nederlands voor ‘beuzelpraat’.

Beter inspelen op behoeften

Met dat laatste doe ik het model tekort. De ervaringen ermee in Rotterdam zijn zo goed dat het inmiddels ook toegepast wordt in steden als Den Haag en Utrecht en met behulp van pilots straks zijn weg zal vinden naar andere delen van het land. Met dank aan de steeds verdergaande dataficatie weten culturele instellingen over enkele jaren vast ook in Oost-Groningen ‘kindrijke cultuurvreters’ te vinden. En die ‘flanerende plezierzoekers’ uit Zeeuw-Vlaanderen krijgen ze daar ook wel in het vizier. Allemaal mooi als het er toe leidt dat méér mensen participeren aan cultuur en instellingen beter inspelen op de behoeften van hun potentiële bezoeker.

Via de Taskforce Publieksdata worden de pilots door het ministerie van OCW gefinancierd. Zijn die pilots wel voldoende effectief? Het stimuleren van proefprojecten is een beproefd recept uit de gereedschapskist van culturele beleidsmakers in Nederland, daar waar wordt teruggedeinsd voor directe sturing en regie. Voor de bereidheid tot het delen van data tussen instellingen zou het echter een hoop schelen als subsidiegevers het stelsel minder inrichten op onderlinge competitie, juist samenwerking belonen of liever nog dit, net als in Engeland, als voorwaarde stellen. Pilots leveren het risico op dat er veel gepraat maar uiteindelijk weinig gedeeld wordt.  

Zou het Rotterdamse model ook meerwaarde hebben voor cultuureducatie? Kunnen we met behulp van zulke profielen bijvoorbeeld ook de deelname aan cursussen, projecten en workshops onder jongeren verbreden en verdiepen?

Postcodes zijn in elk geval – helaas – vaak ook bepalend voor aanbod en afname in de cultuureducatie, zeker in buurten waar iedere euro moet worden omgedraaid. Maar toegang tot cultuureducatie mag niet afhangen van goed ontwikkelde marketing. En het wegnemen van financiële drempels helpt, maar is niet genoeg. In cultuureducatie gaat het echt om ‘voor elk wat wils’: aandacht en uitdaging voor elke leerling of cursist. Cultuureducatie draait om individuele gezichten en stemmen van kinderen die allemaal gezien en gehoord mogen worden. En om steengoede docenten. Om ieder kind naar eigen sterren te laten reiken.

Lees meer uit de Cultuurkrant:

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 0 / 5. totaal 0

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (1)
Karin Bannink 20-04-2023

Ha Jan Jaap,
Het instrument van publieksdoelgroepen kan juist briljant goed worden ingezet voor cultuureducatie. Zodat we alle kinderen naar de sterren kunnen laten reiken door hen een trappetje aan te bieden die passend is bij hun behoefte. Ik heb namelijk gemerkt dat die postcodes nog te weinig worden meegenomen in het aanbod van cultuureducatie. De norm van 'goede cultuur' is op veel plekken nog gelijk getrokken.
Deze toolkit kan inzicht geven in de wensen, behoeftes en culturele kapitaal van je doelgroep. Het dient namelijk om vanuit kwantitatieve data een duidelijk beeld te vormen voor de algemene deler van je 'publiek, cursist, school, docent of kinderen'. Natuurlijk zitten er in een klas of op een school meerdere kinderen en is niet elke beleving te vatten in de algemene deler. Ik ben het logischerwijs eens met de individuele behoefte en steengoede docenten.

Cultuur educatie draait natuurlijk om de inhoud, de beleving. Welke cultuur belevingen bieden we kinderen en jongeren aan (en soms volwassenen) om zich te ontwikkelen en vormen in cultuur. Zodat ze breed georiënteerd zelfstandige keuzes kunnen maken om op volwassen leeftijd bij hun passend te participeren in cultuur. De aansluiting van cultuureducatie aanbod op de doelgroep is hierin, in mijn opinie, uiterst cruciaal.
Deze toolkit kan je hierin ondersteunen en kan je helpen om de mate waarin aanbod geschikt is voor doelgroep in te schatten. De toolkit omschrijft veel manieren om de doelgroepen te bereiken, maar ook veel algemene delers in voorkeuren en wensen met betrekking tot het artistieke niveau en de gelaagdheid van cultuur. Zelf zou ik vanuit de toolkit graag nog een uitbreiding daar in zien, zodat we aanbod en doelgroep nog beter kunnen matchen en de cultuurimpact kunnen optimaliseren.

We denken in cultuur nog heel vaak aanbod gericht, als impressario en dus vertegenwoordiger van aanbieders probeer ik hier, hoe duaal ook, anders mee om te gaan. Namelijk niet elk aanbod is overal passend dus de juiste voorstelling bij de vraag en dus oog voor de doelgroep. Deze tool kan ons helpen doelgroepgerichter te denken en daarin een match te maken tussen kind en aanbieder. Niet elke prachtige artistieke voorstelling is geschikt binnen cultuureducatie op elke school. Een voorstelling die over de hoofden gaat van kinderen heeft natuurlijk een averechts effect op het doel van cultuureducatie. Een voorstelling die genderbewust zijn wil creëren maar een onveilige situatie voor de jongeren creëert omdat ze te weinig culturele bagage hebben op de taal en vorm van theater te snappen, vergroot een kloof ipv deze te dichten. Maar ook de andere kant op, fijne laagdrempelige workshops waarbij plezier in voor het eerst ontdekken van kunst, gaan voorbij aan de ervaringen die kinderen uit regio's met veel cultureel kapitaal al reeds achter zich hebben. Zij kunnen aanbod als saai en ouderwets ervaren.
Om goed passende cultuur educatie te kunnen bieden is oog voor je doelgroep noodzakelijk en deze tool kan daarbij helpen. Dus in dit geval wil ik aangeven dat goede marketing in cultuureducatie bij kan dragen aan de werkelijk passende beleving. Marketing en educatie zijn zoveel meer verweven en verbonden aan elkaar dan je nu in je artikel doet vermoeden. Beide draaien om je doelgroep centraal stellen, beide zijn nodig voor een optimale match, beide zijn cruciaal en beide hebben meer ruimte en aandacht nodig in de subsidiestromen en beleidskaders. Dus laten we niet stellen dat als één van de domeinen zeer nodige ondersteuning krijgt dit ten kosten gaat van het andere domein. Laten we de stappen in belang voor een domein vieren en er zo snel mogelijk op aanhaken.

vrolijke groet,
Karin
Directeur Buro Bannink, impresariaat voor jeugdtheater en cultuureducatie

reageer
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel