‘CKV is geen kunstgeschiedenis, het gaat over reflectie en persoonlijke vorming’

Het nieuwe CKV in de praktijk
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Jan Beerten, docent CKV en beeldend op het Rembrandt College in Veenendaal, is met zijn collega’s nog druk aan het stoeien met het nieuwe CKV in de praktijk. Hoe kunnen ze de onderzoeksopdracht en het geven van cijfers verbeteren? ‘De kunst is om het hanteerbaar te houden.’

Als lid van de ontwikkelcommissie stond Jan Beerten aan de wieg van CKV nieuwe stijl. Niet alles kwam uit de koker van de commissie zelf, want het ministerie van OCW had enkele duidelijke randvoorwaarden. Zo moest de verplichting om cultuuractiviteiten te bezoeken eruit, iets wat hij persoonlijk erg jammer vindt. ‘De leerlingen die dat leuk vinden of dat van huis uit gewend zijn, blijven wel gaan, maar juist die groep die je wilde stimuleren, zie je nu afhaken.’

Elektronische leeromgeving

Grote winstpunt van het nieuwe programma vindt hij dat leerlingen veel meer hun eigen route en interesses kunnen volgen. Neem de weblogs die Beertens leerlingen wekelijks, en op vwo twee keer per week, in de elektronische leeromgeving It’s Learning moeten plaatsen over hun Ontdekking van de Week. ‘Het gaat om dingen die ze gezien of gehoord hebben. Dat kan een modeshow, een nieuwe song van hun favoriete zanger of een film zijn, dat maakt ons niet uit, want we willen vertrekken vanuit wat zij leuk vinden. Ons doel is dat ze elke week om zich heen kijken en merken dat kunst en cultuur overal te vinden is.’

CKV nieuwe stijl dwingt je om weer even stil te staan bij je vak en waarom je bepaalde dingen doet en waarop je leerlingen wilt beoordelen. Zo toetsen Beerten en zijn collega’s geen kennis. ‘Het ministerie wilde dat eigenlijk wel, lesstof over kunsthistorische begrippen en zo. Maar CKV is geen kunstgeschiedenis, het gaat over reflectie en persoonlijke vorming.’ En al geven ze hun leerlingen wel praktische opdrachten, kunstzinnige kwaliteit is in de beoordeling niet het criterium. ‘Het gaat bij deze opdrachten niet om hoe goed je kunt schilderen of muziek maken, maar om te onderzoeken en ontdekken wat er allemaal komt kijken bij het maken van bijvoorbeeld een goede fotoreportage.’

‘Ons doel is dat ze elke week om zich heen kijken en merken dat kunst en cultuur overal te vinden is’

Formuleren van een onderzoeksvraag

Naast kleine onderzoeksopdrachten door het jaar heen gaan leerlingen in de derde lesperiode langere tijd (4-5 weken) aan de slag met een eigen onderzoek. Ze bepalen zelf het onderwerp en mogen ook zelf kiezen hoe ze het aanpakken. Of ze gaan bijvoorbeeld mensen interviewen, literatuuronderzoek doen of zelf aan een voorstelling meedoen. Zolang het middel maar past bij hun vraag.

Daar moet je als leraar goed de vinger aan de pols houden, is Beertens ervaring. Dat begint al met het formuleren van een realistische onderzoeksvraag. ‘De meesten zeggen: ‘ik wil iets met’, maar dat is te vaag. Je moet hen helpen dat concreter te maken. Welke vraag heb je precies en wat wil je daarover uitzoeken? Ik help ze door vragen te stellen en geef voorzetjes voor hoe ze iets kunnen aanpakken.’

De docent werkt met zijn leerlingen ook aan mediawijsheid. ‘Ze moeten leren dat niet elke tekst of bron van internet goed genoeg is. Als zij een filmpje op YouTube zien, noemen ze dat een bron. Dan vraag ik ze wat ze eruit gehaald hebben en hoe ze het hebben bekeken. Ik vind het niet erg als ze een stuk tekst van internet in hun onderzoeksverslag plakken, maar ik wil wel zien waarom dan nou net die tekst. Zij vinden het al heel mooi dat ze een bron hebben gebruikt.’

‘Ik vind het niet erg als leerlingen een stuk tekst van internet in hun onderzoeksverslag plakken maar ik wil wel zien waarom dan nou net die tekst’

Een van de onderdelen van het onderzoek is dat ze een betoog schrijven over hun onderzoeksthema. Daarvoor werkt de CKV-sectie sinds dit schooljaar samen met Nederlands. Het betoog telt voor beide vakken mee. ‘Bij Nederlands gaat het om de opbouw van het betoog en de spelling, bij ons of het inhoudelijk goed in elkaar zit. Voor beide vakken blijkt dat motiverend te werken.’

Beoordeling met rubrics

Voor de beoordeling van de opdrachten gebruiken Beerten en zijn collega’s rubrics, met het voorbeeldformat van SLO als basis. Elke rubric bevat drie kolommen: criteria voor tekortschieten van de prestatie, voor voldoende en voor uitstijgend boven het vereiste niveau. Bij elk criterium staat vermeld hoeveel punten het oplevert. ‘Leerlingen weten van tevoren waar we op gaan letten, welke dingen meetellen en hoe zwaar ze meetellen.’

Per cluster of lesperiode (7-8 weken) komen alle vier domeinen van CKV – verkennen, verbreden, verdiepen en verbinden – aan bod. Het accent en daarmee de rubric wisselt echter per periode. In de eerste periode ligt bijvoorbeeld de focus op verkennen. ‘We willen dat leerlingen lekker breed om zich heen kijken, dus in de rubric van die periode is variatie in kunstdisciplines een belangrijk criterium. In de tweede periode ligt de focus op verbreden. Als leerlingen dan nog steeds dezelfde dingen noemen, zoals telkens weer een song van hun favoriete band, komen ze niet verder. Dan wil ik in hun weblogs lezen wat de inspiratiebronnen van die band zijn. Ze moeten dus meer bronnen erbij verzamelen.’

‘We willen dat leerlingen lekker breed om zich heen kijken […] dus is variatie in kunstdisciplines een belangrijk criterium’

‘Omdat elke leerling in principe zijn eigen discipline en invulling kan kiezen, zijn de beoordelingscriteria in de rubrics noodgedwongen algemeen. Het gaat om dingen als of het werk (op tijd) is ingeleverd, of er voldoende bronnen zijn, of onderzoeksvragen realistisch zijn enzovoort. Overigens zit de rubric zo in elkaar dat als een leerling alle opdrachten doet en op tijd inlevert, ze een ruime voldoende kunnen halen.’

Andere criteria dan goed of fout

Een tip van Beerten: investeer erin om leerlingen met de rubrics te leren werken. ‘Vertel waarom je dat op deze manier doet en dat er bij jouw vak andere criteria gelden dan goede of foute antwoorden.’ Aan het eind van elke periode vragen ze leerlingen om zichzelf te beoordelen. ‘Als ze zichzelf goed kunnen beoordelen, dus niet zichzelf voor het gemak een tien geven, kunnen ze daar ook punten voor krijgen. CKV draait immers om zelfreflectie.’

‘CKV draait om zelfreflectie’

Leerlingen beoordelen ook wel eens elkaars werk. ‘In een klas waar de meiden het allemaal goed deden en de weblogs van de jongens mager bleven, heb ik een keer gezegd: meiden, we gaan ontwikkelingshulp geven. We bekijken de weblogs van de jongens kritisch en geven hen tips waarop ze kunnen letten. Dat was hilarisch en leerzaam, ook voor de meiden.’

Een rubric is wat Jan Beerten betreft een onmisbaar instrument om cijfers te geven. ‘Voorheen kon je op basis van een globaal beeld een voldoende of goed toekennen, nu moet je voor leerlingen en collega’s duidelijk verantwoorden hoe het cijfer tot stand is gekomen.’ Daar moet je ook weer niet te ver in gaan, vindt hij. ‘Mijn advies is om je rubric zo compact mogelijk te houden. Mijn collega’s hebben de neiging elk tussenstapje te beoordelen en apart te benoemen. Ik pak het liever iets globaler aan, de kunst is om het hanteerbaar te houden. Je hebt gewoonweg geen tijd om bijvoorbeeld wekelijks op elk weblog uitgebreid feedback te geven.’

Combinatiecijfer voor het eindexamen

Hij en zijn collega’s worstelen soms ook met de vraag hoe strikt je de rubric moet hanteren. ‘Soms heb je een leerling die zijn stinkende best doet, die het begrijpt en heel enthousiast is, maar toch ontbreken er volgens de rubric twee dingen. Ga je daar dan punten voor aftrekken of niet? Of willen we juist benadrukken: de rubric is een hulpmiddel, het gaat erom dat je goed aan het werk bent en een of twee items missen is niet erg?’ Dat laatste kan eigenlijk niet, want dan zet je de deur open naar eindeloze discussies met leerlingen. Immers, nu het cijfer voor CKV als onderdeel van het combinatiecijfer meetelt voor het eindexamen, worden leerlingen meer berekenend. ‘Ze zeuren net zo lang tot ze een paar punten erbij krijgen en een voldoende hebben.’

‘Ze zeuren net zo lang tot ze een paar punten erbij krijgen en een voldoende hebben’

Wat wel kan, is dat je leerlingen de kans geeft om bijvoorbeeld die twee ontbrekende items nog aan te pakken. Zo benut je de rubric meer formatief dan summatief. Je rekent leerlingen er niet (meteen) op af, maar geeft ze feedback hoe ze hun prestatie kunnen verbeteren. ‘Ik ben voor een ontwikkeling die minder draait om het afvinken van de rubric en meer om persoonlijke groei, dat is toch waar ons vak om draait. We zijn er in de sectie nog niet over uit wat we uiteindelijk precies willen beoordelen: Inzet? Groei? Persoonlijke keuzes? Daarover voeren we samen pittige discussies en dat is ook goed.’

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 5 / 5. totaal 8

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel