Kunstzinnige oriëntatie in het onderwijs: wat werkt wel (en niet)?

Wat wordt er aangeboden en welke leerresultaten levert dit op? Deze vragen zijn aan een nieuwe beantwoording toe.
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Aan welke knoppen kun je als groepsleerkracht en schoolleiding draaien om het niveau van kunstzinnige oriëntatie te verbeteren? Om hierachter te komen, bekeek een groep onderzoekers bijna 300 wetenschappelijke onderzoeken en rapporten. Diederik Schönau was een van hen en deelt enkele gevonden inzichten.

Door Diederik Schönau

Het wordt een belangrijk moment voor iedereen die werkt in het primair onderwijs: in het schooljaar 2024/2025 vindt onder regie van de Inspectie van het Onderwijs een peiling plaats van het onderwijsniveau van kunstzinnige oriëntatie aan het eind van de basisschool. Dit werd eerder vijfentwintig jaar geleden onderzocht (beeldend en muziek) en in 2016 (kunstzinnige oriëntatie).

De Onderwijsinspectie wil in haar peiling twee vragen beantwoord zien: 

  • Welke kennis en vaardigheden hebben (elfjarige) leerlingen op het onderzochte gebied?
  • Hoe ziet het aanbod van scholen op dit leergebied eruit?

Een complicerende factor is dat in ons land scholen zelf mogen bepalen wat zij precies aanbieden en hoe zij dat doen. De afgelopen jaren zijn er maar liefst 55 verschillende leerlijnen ontwikkeld; dit maakt een landelijke vergelijking lastig. Daarom kiest de Onderwijsinspectie voor een extra verdieping door ook inzichten uit recent wetenschappelijk onderzoek te betrekken.

Het Lectoraat Kunsteducatie van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten kreeg de opdracht een reviewstudie uit te voeren. Met als centrale vraag: Wat is er bekend over beïnvloedbare factoren voor leerprestaties bij kunstzinnige oriëntatie in (het einde van) het primair onderwijs?

Deze studie, waarvoor bijna 300 wetenschappelijke onderzoeken en rapporten werden bekeken, is kortgeleden gepubliceerd (Haanstra e.a., 2022). Ik was een van de onderzoekers, naast Folkert Haanstra, Cock Dieleman, Ellen van Hoek en Linda Reus.  In dit artikel bespreek ik de resultaten en inzichten.  

5 factoren

Wij hebben ons onderzoek opgezet aan de hand van vijf beïnvloedbare factoren: visie, onderwijsproces en -programma, deskundigheid, randvoorwaarden en samenwerking met de culturele omgeving. Met name via de cultuurmonitors is een aantal van deze factoren de afgelopen jaren in Nederland al eerder in kaart gebracht. In de reviewstudie brachten we al deze informatie samen, aangevuld met recent buitenlands, voornamelijk Engelstalig, onderzoek.

Wat wordt er precies in de klas aangeboden? Wat gebeurt er op scholen nog meer? Welke leerresultaten levert dit op? Deze vragen zijn aan een nieuwe beantwoording toe. Van de gevonden onderzoeken en rapporten zijn er 283 verwerkt in deze review.

Problematisch onderzoek

Uit het verzamelde onderzoek komt een aantal aspecten naar voren dat het problematische karakter van onderzoek in dit vakgebied aangeeft. Er is veel onderzoek gedaan dat zich richt op instrumentele effecten van kunstzinnige oriëntatie. Dit zijn effecten die bereikt worden maar in principe buiten dit leergebied liggen, zoals: taalvaardigheid, rekenvaardigheid, sociale omgang of zelfbeeld. Dit soort onderzoeken is in principe niet in de review opgenomen.

De wetenschappelijke onderbouwing van veel onderzoek is zwak. Dit geldt allereerst voor de gehanteerde definities. Als voorbeeld: wat verstaat de onderzoeker onder creativiteit? En hoe verhouden de gevonden inzichten zich tot studies waarin een iets andere definitie is gehanteerd?

Ook is onderzoek vaak kleinschalig: het wordt uitgevoerd in maar een of twee schoolklassen, vaak zonder controlegroep. Daarbij is de analyse van data vooral kwalitatief van aard omdat kwantitatieve vergelijkingen niet mogelijk of zinvol zijn. Vaak is de leerkracht zelf de onderzoeker, een dubbelrol die objectiviteit in de weg staat

Interessante inzichten

De reviewstudie leverde, ondanks de genoemde wetenschappelijke beperkingen, zowel op vakniveau als op de vakoverstijgende thema’s interessante inzichten op.

  • Bij beeldend onderwijs wordt bijvoorbeeld geconstateerd dat in de didactiek goede resultaten bereikt worden met opdrachten die ruimte bieden aan de eigen interesses van leerlingen, vakoverstij­gende verbindingen, cyclisch werken en meer verantwoordelijkheid voor leerlingen.
  • Bij dans bieden bijvoorbeeld danslessen met improvisatie en waarin leerlingen aan eigen choreografieën kunnen werken het beste aanbod voor leerlingen in het primair onderwijs om eigen dansactiviteiten te verwezenlijken. Volgens onderzoek kan dans via de weg van bijscholing van groepsleerkrachten beter veran­keren in scholen.
  • Het vakgebied drama/theater kent veel leerdoelen die zowel tegelijkertijd vakspecifiek als vakoverstijgend of instrumenteel zijn. Deze combinatie maakt drama als kunstvak uniek. Het vak kan daarmee een positief effect kan hebben op bijvoorbeeld de taalontwikkeling van leerlingen en hun ociale vaardigheden, zoals empathie en theory of mind. Deze vaardigheden liggen dicht bij de kunstintrinsieke kenmerken van drama.
  • Bij creativiteitsontwikkeling benadrukken onderzoekers de positieve invloed van groepswerk en samenwerking tussen leerlingen op hun creativi­teit. Volledig open of gesloten opdrachten kan men het beste vermijden, er moet evenwicht zijn tussen het geven van voldoende vrijheid en het aanbrengen van voldoende structuur.
  • Onderzoek naar de samenwerking met externe partners maakt duidelijk dat groepsleer­krachten hun pedagogisch handelen niet zullen veranderen door alleen kunstenaars aan het werk te zien. Daarvoor blijken doelgerichte parti­ciperende observaties en gezamenlijke reflectie nodig. Groepsleerkrachten zijn sterk gericht op een goed eindproduct, kunstenaars waarderen het juist als leerlingen zich verdiepen in en tijd nemen voor hun werkproces.
  • Ten slotte laat een studie naar vakkenintegratie zien dat projecten op dit gebied effectief zijn wanneer zij aansluiten bij de belevingswereld van leerlingen en voldoende open vragen hebben die stimuleren tot eigen onderzoek.

De studie sluit af met een groot aantal suggesties voor vragen die in het peilingsonderzoek aan de orde zouden kunnen of moeten komen, met name ook rond (vak)inhoud en didactiek. Deze reviewstudie biedt een bijzondere mogelijkheid inzicht te krijgen in de huidige stand van onderzoek rond kunstzinnige vorming aan het einde van de basisschool en wordt dan ook van harte aanbevolen.


Lees ook:

Folkert Haanstra e.a. (2022). Wat werkt in kunstzinnige oriëntatie. Reviewstudie naar beïnvloedbare factoren voor leerprestaties bij kunstzinnige oriëntatie in het primair onderwijs.

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 4.8 / 5. totaal 15

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel