Een open gesprek over emoties – Experiment in Museum Gouda

Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Hoe maak je kinderen van groep 7 duidelijk dat erfgoed niet een vaststaand gegeven is, maar een dynamisch fenomeen? Dat je erover van mening kan verschillen en dat dat ook mag. En dat het van belang is om erover met elkaar van gedachten te wisselen, zodat je begrip krijgt voor elkaars standpunten.

Wat is een museum?

Museum Gouda ontving gedurende een week een flink aantal leerlingen uit het basisonderwijs die – gewild of ongewild – onderzoeksobject waren om te kijken of deze ambitieuze doelen haalbaar zijn. Bij de ontvangst vindt een gesprek plaats over het begrip museum. Daaruit blijkt dat het merendeel van de leerlingen wel een beeld heeft. De ervaringen zijn divers: Het is een plek waar schilderijen hangen, weet de een. Je kan er experimenten doen, is de perceptie van een ander die Nemo wel eens heeft bezocht. Ook in Madame Tussaud en Corpus zijn enkele leerlingen wel eens geweest. Maar wanneer ze in de kapel van Museum Gouda komen, zijn ze aangenaam verrast: Wow! is de enthousiaste reactie. Ze zijn onder de indruk. De museumdocent legt uit dat het museum in een voormalig gasthuis ofwel ziekenhuis is ondergebracht en dat ook zieken naar de kerk moesten kunnen. En in die ruimte bevinden zij zich nu.

Dierbaar voorwerp

Dan wordt aandacht gevraagd voor een voorwerp dat op het eerste gezicht nogal ondefinieerbaar is. Wat zou het zijn? Het blijkt uit de privécollectie van de museumdocent te komen. Afhankelijk van de persoon die de groep ontvangt, is het de ene keer een dierbaar souvenir, de andere keer een erfstuk, dat aan opa of oma, vader of moeder herinnert. Voor anderen is het voorwerp waarschijnlijk niet interessant of relevant, maar de museumdocent zou het voor geen goud willen missen. Het object heeft dus voor die persoon emotionele waarde en dat is het onderwerp van dit museumbezoek.

Kleur bekennen

De leerlingen, de museumdocent, de leerkracht en begeleidende ouders nemen nu plaats rondom een ronde witte plaat met een verhoging in het midden. Op deze witte cirkel zijn ca. 50 (schroef)ogen bevestigd. Waarom zou iets van waarde kunnen zijn? is de vraag die de museumdocent opwerpt. Na enige aarzeling volgen mogelijke antwoorden: Omdat het heel duur is. Of omdat het een bijzonder verhaal heeft. Of omdat het oud is. Wanneer op deze manier de verschillende waarden (economisch, historisch en emotioneel) de revue zijn gepasseerd, wordt de focus op het begrip gevoelens gericht. De leerlingen noemen probleemloos een flink aantal gevoelens en een aantal van hen beeldt de genoemde gemoedstoestand als ware acteurs en actrices ongevraagd uit. Ze kijken boos of blij, of duiken angstig weg.

De museumdocent legt uit dat voor het programma vandaag is gekozen voor zes emoties. Aan de vier bekende b’s (boos, bang, blij en bedroefd) zijn nog verrast en afschuw toegevoegd. Bij die gevoelens moet nu een passende kleur worden gezocht. Dat bij boosheid rood hoort, vinden de meeste kinderen vanzelfsprekend, al zijn er een paar die expliciet voor dónkerrood kiezen omdat ze helderrood ook wel bij blijdschap vinden passen. Maar daar past geel ook goed bij, want als het zonnetje schijnt wordt iedereen vrolijk. Dat bij bedroefdheid een donkere kleur hoort, staat voor alle leerlingen vast. De emotie angst is lastiger. Misschien een donkere kleur, want als het donker is kan je bang worden. Maar wit zou ook kunnen. Als je schrikt of bang bent, trekt immers het bloed uit je gezicht en word je lijkbleek. Na enige discussie wordt met meerderheid van stemmen aan iedere emotie een kleur gekoppeld.

Een emotie kiezen

Dan volgt een spannend moment. De ogen moeten dicht. De museumdocent pakt een object en zet dat in het midden van de cirkel. Museum Gouda heeft voor dit project een aantal religieuze voorwerpen mogen lenen van de voormalige schuilkerk aan de Hoge Gouwe waar iedere zondag nog steeds diensten plaatsvinden. De leerlingen krijgen de ene keer een reliekkruis te zien, de andere keer een wierookscheepje of een kroon van Maria. Wanneer de ogen weer open mogen, krijgt een ieder de opdracht in stilte goed naar het voorwerp te kijken en te bedenken welke van de zes emoties dit object oproept. Na een paar minuten moet die emotie op een post-it worden geschreven. 

Er volgt een rondje waarbij iedereen vertelt waarom juist deze emotie is genoteerd. De meeste emoties komen aan bod. Alleen angst wordt zelden genoemd. En ook van afschuw is niet vaak sprake, al kiest een enkeling voor deze emotie omdat hij of zij het voorwerp heel lelijk vindt. Wanneer er een kruis in het midden staat, wordt regelmatig voor ‘bedroefd’ gekozen. Het doet hen denken aan een begraafplaats en/of zij zijn op de hoogte van het verhaal van de kruisiging. Soms moeten leerlingen van de aanblik van Jezus aan het kruis zelfs huilen. Vaak kiezen de kinderen voor ‘verrast’, omdat  ze van te voren niet wisten wat ze te zien zouden krijgen en ook wel omdat ze nieuwsgierig zijn naar het verhaal bij het object. Sommigen kiezen ‘blij’ omdat ze het een mooi voorwerp vinden. 

Nu krijgt iedere leerling een stuk wollen draad in de kleur die bij de emotie past. Dus wie blij koos, krijgt geel en bij bedroefd hoort zwart. De draad wordt van de zitplaats naar het object gespannen en aan de schroefogen vastgeknoopt.

Informatie toevoegen

Wanneer op deze manier de primaire emoties visueel zijn gemaakt, vertelt de museumdocent over de functie van het object en het belang dat de kerkbezoekers eraan hechten. En ook een beetje 17e eeuwse geschiedenis komt aan de orde. Wat was een schuilkerk eigenlijk en hoe zat het met de vrijheid van godsdienst? Na deze korte duik in het verleden, wordt het tijd voor wat beweging. De volgende opdracht leidt de kinderen in groepjes naar buiten. Ze krijgen een badge waaruit blijkt dat ze het komende half uur ‘museumreporter’ zijn. Gewapend met pen en papier én met een foto van het object dat zojuist onderwerp van gesprek is geweest bevragen zij enkele bezoekers van het centrum van Gouda. Die moeten, net als de leerlingen een uurtje geleden, kiezen uit een van de zes emoties die (de foto van) het object bij hen oproept. En hun keuze toelichten. Daarna geven de leerlingen enige achtergrondinformatie zodat de passant weet hoe oud het object is, waar het voor dient en waar het vandaan komt. Met de op deze manier verkregen informatie keren de leerlingen weer terug naar het museum om plaats te nemen rondom de cirkel. 

Emoties van anderen

Een voor een doen zij verslag van hun belevenissen. Enkele leerlingen vonden deze opdracht meer dan spannend. Zij moesten huilen van angst. De leerkracht was dan ook supertrots dat ze uiteindelijk toch de stoute schoenen aantrokken en het interview aandurfden. Sommige kinderen hielden precies bij hoeveel mensen ze hadden aangesproken en welk percentage weigerde  geïnterviewd te worden. Dat waren er heel wat. Die personen hadden haast of gewoon geen zin in ‘die onzin’. Maar uiteindelijk lukt het ieder groepje om met enkele personen een gesprekje te voeren en te merken hoe verschillend  mensen over een zelfde object kunnen denken. De een wordt boos omdat hij het belachelijk vindt dat zo’n voorwerp wordt vereerd, de ander bedroefd omdat zij zich het lijden van Christus aantrekt en weer een ander blij omdat ze het een mooi object vindt. Alle meningen worden door de leerlingen met elkaar uitgewisseld.

Emoties kunnen veranderen

En dan moeten zij nogmaals voor zichzelf bedenken welke emotie het object inmiddels bij hen oproept. Is die hetzelfde gebleven? Of is het veranderd? En wanneer het laatste het geval is, hoe denk je dat dit komt? Komt dat omdat je er nu meer van weet? Of heeft de museumdocente, een medeleerling of een van de geïnterviewden je op andere gedachten gebracht? Het merendeel van de leerlingen kiest nu voor een andere emotie. De een is onder de indruk van een emotioneel verhaal van een geïnterviewde en kiest nu voor bedroefd in plaats van verrast, de ander weet nu meer van het object af, is het daardoor gaan waarderen en kiest nu voor blij in plaats van verrast. Er mogen weer gekleurde wollen draden gespannen worden. Die lopen deze keer van de plaats van de leerling via de veroorzaker van de eventuele verandering van kleur naar het midden. Zo ontstaat een spinnenweb van emoties. En is het tijd voor de laatste opdracht: Bedenk of je vindt dat dit object in het museum moet blijven of dat  het terug moet naar de kerk waar het vandaan komt. 

Museumwaardig?

Over het algemeen vinden de leerlingen dat het in het museum hoort, zodat zoveel mogelijk mensen ernaar kunnen kijken. Naar hun idee vertelt het iets over de geschiedenis en over Gouda en past het goed in de collectie van het museum. Maar er zijn er ook die het belang van de kerkgangers laten prevaleren. Voor die personen heeft het object immers veel diepere betekenis dan voor de gemiddelde museumbezoeker. Bovendien: het is hún eigendom…

Wanneer de groep ervoor kiest het object terug te brengen naar de kerk, wordt het door de museumdocent voorzichtig – met handschoenen aan! – in een doos gepakt. Als de groep beslist om het in het museum tentoon te stellen, krijgt het een plek in een vitrine. De post-its met emoties worden er bij wijze van bijschrift bijgeplakt. Eén leerling wil tot slot nog even kwijt, dat hij vindt dat iedere bezoeker van Museum Gouda hetzelfde programma moet volgen dat de klas nu achter de rug heeft, omdat je dan pas goed weet waar het allemaal om gaat. Een mooiere afsluiting van een project kan een museum zich moeilijk wensen.

Emotienetwerken

Dit project in Museum Gouda maakt onderdeel uit van een onderzoeksproject dat begin 2018 van start ging ‘Emotienetwerken rond Erfgoed in Educatieve Settings’, kortweg EmErEd. De term emotienetwerken is ca. vier jaar geleden geïntroduceerd door Hester Dibbits (bijzonder hoogleraar aan de Erasmus Universiteit en lector aan de Reinwardt Academie) en Marlous Willemsen (directeur Imagine IC en docent/onderzoeker bij de Reinwardt Academie). Zij leggen de term als volgt uit: “Emotienetwerken is een idee, een manier van denken over erfgoed maken. Het is een nieuw woord dat wij hebben gevormd uit twee bestaande woorden. Met emotienetwerken bedoelen wij de grillige configuraties,of veelvormige samenhangen, van mensen die allemaal hun eigen gevoelens hebben over een erfgoeditem. Soms botsen die met elkaar. Emotienetwerken is niet alleen een zelfstandig naamwoord, maar ook een werkwoord. Het is werken met die heel uiteenlopende gevoelens rond erfgoed.” Dit laatste hebben leerlingen van groep 7 gedaan. Zij hebben zelfs letterlijk een netwerk ‘gesponnen’ met de kleuren van hun gevoelens. Hun uitspraken en verrichtingen zijn geobserveerd ten behoeve van het onderzoek. Gekeken wordt wat deze werkwijze oplevert. Veranderen leerlingen van positie ten aanzien van het thema of object en hoe verloopt dat bij de museumdocent en bij de begeleidende leerkrachten en ouders? Wat betekenen al die gesprekken voor hen? Het uiteindelijke doel van het onderzoek is om vanuit het idee van emotienetwerken tot een methode te komen voor erfgoededucatie. 

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 5 / 5. totaal 3

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel