Dit is een artikel uit de Cultuurkrant, editie 33 (april 2025).

In 2023 gaven gemeenten gezamenlijk ruim 202 miljoen euro uit aan kunst- en cultuureducatie. Provincies volgden op afstand, met bijna 19 miljoen euro. Dat blijkt uit recent onderzoek van het CBS, in opdracht van het ministerie van OCW, naar de cultuurlasten van gemeenten en provincies.
Na een dipje in de coronajaren spendeerden gemeenten en provincies in 2023 meer dan ooit aan ‘kunst- en cultuureducatie’. Daaronder verstaan de onderzoekers subsidies ten behoeve van kunstzinnige vorming en cultuureducatie en het bevorderen van een educatief aanbod. Deze stijging lijkt voor onze sector goed nieuws. Maar nee, dat ligt toch iets genuanceerder.
Geen reden voor optimisme
Als je wat dieper in de cijfers van het onderzoek duikt, blijkt er geen enkele reden voor optimisme. De onderzoekers concluderen al dat de totale uitgaven aan cultuur weliswaar sinds 2017 zijn toegenomen, maar dat er geen sprake is van een stijging wanneer er gecorrigeerd wordt voor inflatie. Daardoor maken cultuuruitgaven langzaamaan een steeds kleiner deel uit van de totale uitgaven van gemeenten.
En voor de gemeentelijke en provinciale uitgaven aan ‘kunst- en cultuureducatie’ is het beeld nog somberder. Terwijl de totale cultuuruitgaven van gemeenten tussen 2017 en 2023 met 23 procent stegen, was de stijging bij de uitgaven aan kunst- en cultuureducatie slechts 5 procent. Bij de provincies stegen de cultuuruitgaven met 22 procent, maar de uitgaven aan educatie met 10 procent.
Als je bedenkt dat de inflatie tussen 2017 en 2023 ongeveer 24 procent bedroeg, dan wordt duidelijk dat er vanuit gemeenten en provincies relatief steeds minder geld naar kunst- en cultuureducatie gaat. Gecorrigeerd voor inflatie ging er in 2023 ongeveer 15 procent minder lokale en provinciale subsidie naar dit domein dan in 2017. In 2017 ging er nog 10 procent van het cultuurbudget van gemeenten en provincies naar kunst- en cultuureducatie. In 2023 was dit nog maar 8 procent. De cultuureducatiesector wordt dan ook veel harder geraakt dan andere cultuurdomeinen, zoals beeldende kunst en vormgeving, podiumkunsten, erfgoed en bibliotheken.
Neoliberaal
Het schaarser wordende overheidsgeld voor cultuur gaat kortom steeds minder richting organisaties en projecten op het gebied van kunst- en cultuureducatie. Wat betekent dit of wat gaat dit betekenen voor onze sector?
Over het ‘ravijnjaar’ 2026 is natuurlijk al veel te doen, maar dat zal deze trend alleen maar versterken. Uit een onderzoek van accountantskantoor BDO blijkt dat 75 tot 80 procent van de gemeenten oplopende tekorten verwacht als gevolg van de 2 miljard die zij gekort worden. Sommige gemeenten sorteren hier al op voor door nu al te bezuinigen op bijvoorbeeld cultuur- en sportuitgaven.
Doordat de overheid zich aan het terugtrekken is als belangrijke financier bestaat het risico dat de neoliberale visie op kunst- en cultuureducatie aan kracht wint; die van een economische markt van vraag en aanbod waar de overheid een steeds een kleinere rol wil of gaat spelen. En dat de afbraak van de gesubsidieerde infrastructuur van muziekscholen en centra voor de kunsten zal worden doorgezet.
De laatste in de inmiddels lange rij is BplusC in Leiden; de gemeente kortte er 175.000 euro op cultuureducatie. Cursussen op het gebied van bijvoorbeeld beeldende kunst worden er nu niet meer aangeboden. De gemeente denkt dat dit overgenomen kan worden door commerciële partijen. De 175.000 euro besteedt de gemeente voortaan aan de bibliotheekfunctie van BplusC.
Kan het zijn dat er op deze manier een streep gaat door alle ambities op het gebied van fair practice en fair pay van kunstdocenten en artistiek begeleiders? En wordt de propositie waarin de Vereniging van Nederlandse Gemeenten zich vorig jaar nadrukkelijk ook richtte op kunst- en cultuureducatie op deze manier geen papieren tijger? Om deze ambities waar te maken zijn immers snel extra financiële middelen nodig.
Probleemjongeren
Het is een beetje de makke van het cultuurbeleid. De ambities staan vaak niet in verhouding tot de middelen. Sla de cultuurnota’s van gemeenten en provincies er maar eens op na, en de daarin geformuleerde ambities. Men wil eigenlijk altijd met kunst en cultuur het toerisme stimuleren, of eenzaamheid van ouderen bestrijden, of probleemjongeren op het goede pad helpen, of…
De titel van de onderzoeksconferentie voor cultuurbeleid van de Boekmanstichting op 17 april spreekt boekdelen: ‘Cultuur als probleemoplosser?’ De ambities op dit terrein werden niet altijd minder – maar de financiële middelen wel. Dat resulteert vaak in frustratie en niet ingeloste verwachtingen. Simpel gesteld moet er worden gekozen: óf water bij de wijn doen óf boter bij de vis. Minder ambities of meer geld. Nu maar afwachten in hoeverre de huidige en toekomstige politici verfijnde eters zullen zijn.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)