Analyse van de plannen binnen VLIAK 2025: een sector in beweging
In april 2025 publiceerde het Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP) de subsidieregeling Versterking Landelijke Infrastructuur Amateurkunst 2025 (VLIAK). Deze regeling heeft als doel de amateurkunstbeoefening en disciplineondersteuning duurzaam te versterken en structureel te investeren in de vernieuwing en ontwikkeling van de amateurkunstsector. LKCA verzorgt binnen deze regeling de monitoring, kennisdeling en netwerkvorming door middel van het Kennistraject Amateurkunstondersteuning. In dit artikel vind je een samenvatting van onze analyse van de 30 ingediende plannen door 26 VLIAK-aanvragers.
We gaan in op de deelnemende partijen, kernambities, doelstellingen, activiteiten, samenwerking en de (gewenste) resultaten effecten en impact.
VLIAK 2025 richt zich op drie doelgroepen en aandachtsgebieden:
- Paragraaf 2: Disciplinegerichte ondersteuning gericht op landelijke amateurkunstkoepels;
- Paragraaf 3: Inhoudelijke versterking infrastructuur gericht op provinciale steuninstellingen;
- Paragraaf 4: Inhoudelijke versterking infrastructuur op thema’s gericht op culturele instellingen.
Kernambities
Er zijn vijf inhoudelijke kernambities geformuleerd:
- Iedereen in Nederland die dat wil doet aan cultuurbeoefening;
- Cultuurbeoefening in al haar diversiteit is zichtbaar en gewaardeerd door de samenleving;
- Amateurkunstgroepen zijn vitaal en toekomstbestendig;
- Amateurkunstgroepen zijn zich bewust van hun waarde en rol in de samenleving;
- Er zijn voldoende artistiek begeleiders en kunstdocenten.
Deelnemende partijen
Er zijn 30 plannen gehonoreerd van 26 aanvragers; 4 aanvragers hebben 2 aanvragen gehonoreerd gekregen. Sommige projectnamen geven kernachtig weer wat en hoe er iets staat te gebeuren. Vooral in Samen sterk voor Amateurkunst, Samen blijven blazen, Van Praten over naar Samen Doen, Samen op weg naar Start to sing en LÛD, de magie van samen muziekmaken klinkt de samenwerking door. Misschien ook simpelweg verklaarbaar doordat in de regeling samenwerking een belangrijk aandachtspunt is. In de plannen komen ook bottom-up en behoefte gestuurd werken als belangrijk naar voren.
De P4-deelnemers vormen een diverse groep: een landelijke koepel, lokale organisaties, lokale organisaties met een landelijke werking en provinciale ondersteuningsinstellingen.
In de provincies Friesland, Utrecht en Zuid-Holland zijn in P3 en P4 elk drie projecten gehonoreerd, in de provincies Brabant, Overijssel en Noord-Holland elk twee en in de overige provincies één. In de provincies met meerdere projecten geeft dat aanleiding voor afstemming, samenhang en wellicht ook samenwerking.
Keuze van kernambities
De keuze van kernambities sluit aan bij die uit de pilots binnen de regeling ‘Pilots Nationaal Akkoord Amateurkunst’, zodat de partijen hierop voort kunnen bouwen. Opvallend is dat kernambitie 4 (amateurkunstgroepen zijn zich bewust van hun waarde en rol in de samenleving) en 5 (er zijn voldoende artistiek begeleiders en kunstdocenten) duidelijk minder aandacht krijgen. Dit patroon zagen we eerder al bij de plannen voor de Herstelgelden en de Pilots Nationaal Akkoord Amateurkunst.
Doelstellingen
De doelstellingen van de koepels zijn sterk gerelateerd aan wat zich in de eigen discipline voordoet. Maar daarin zijn even goed gemeenschappelijke doelstellingen te destilleren zoals belangenbehartiging en verankering van inclusie en diversiteit. Ook de versterking van de organisatorische en artistieke kwaliteit, de aandacht voor ledenaanwas en verjonging en de sterkere inzet van digitale middelen hebben de koepels als gemeenschappelijke doelstelling.
Met het formuleren van gezamenlijke ambities en inhoudelijke lijnen hebben de provinciale instellingen een belangrijke stap gezet naar samenwerking. Dit kan op termijn bijdragen aan een meer gelijke inzet op amateurkunstondersteuning.
Werken aan ecosystemen
Het werken aan ecosystemen en netwerken wordt door de instellingen als belangrijk ervaren, en er worden veel activiteiten ontwikkeld die daarmee samenhangen. Naast de samenhang waar men naar streeft, is er alle ruimte voor accenten per provincie. Dat is noodzakelijk om aan te sluiten bij andere, eerder gestarte programma’s van de instelling of beleid van een provinciale overheid.
Waar de provinciale instellingen vooral bouwen aan samenwerking, leggen de P4-instellingen de nadruk op vernieuwing en experiment. De projecten fungeren als laboratoria voor onderzoek zowel op de door FCP aangedragen terreinen als daarbuiten. Ze ontwikkelen en testen formats, werkwijzen en methodieken die inspelen op actuele thema’s zoals urban arts, community art, cross-overs tussen disciplines en nieuwe vormen van amateurkunst.
Resultaten, effecten en impact
Vanuit de beschreven doelstellingen volgden voor de 26 organisaties de gewenste resultaten, effecten en impact. In de regeling heeft het FCP drie effecten benoemd waar aanvragers in hun plannen rekening mee moesten houden: nabijheid, relevantie en toegankelijkheid. Aan minimaal één moest aandacht besteed worden.
De aanvragers schrijven uitgebreid welke resultaten, effecten en impact ze nastreven. De plannen ademen ambitie en energie. De aanvragers noemen een breed scala aan activiteiten. Dit roept echter wel de vraag op in hoeverre al deze plannen realistisch zijn, gezien de vaak beperkt beschikbare middelen en menskracht?
Er zijn plannen met een duidelijke focus op één onderwerp of doelgroep, en plannen met een brede aanpak. Het is interessant om de resultaten en effecten van deze projectplannen te vergelijken. Dat kan nuttige informatie opleveren over de doelmatigheid van de inzet van de middelen.
Doelgroepen en activiteiten
De drie groepen aanvragers hebben een uiteenlopende focus in hun activiteiten, maar delen een sterke aandacht voor jongeren. De koepels focussen zich daarnaast op (eigen) verenigingen, leden of beoefenaars. Ze richten zich maar weinig op beleidsmakers en de lokale ondersteuner.
De provinciale instellingen richten zich in hun aanvragen sterk op beleidsmakers en lokale ondersteuners. Ook de kwetsbare groepen krijgen veel aandacht in de plannen. De thema-instellingen zoeken het duidelijk buiten de gevestigde verenigingsstructuren en richten zich op specifieke groepen, wijken en buurten.
Binnen de regeling als geheel is er een goede spreiding van aandacht bij de drie groepen (koepels, provinciale instellingen en culturele instellingen). De aandacht is binnen die groepen verdeeld over verschillende doelgroepen.
De koepels laten in hun aanvragen minder zien dat ze zich richten op beleidsmakers of lokale ondersteuners. Een vraag kan zijn of ze daar nog meer werk van zouden kunnen maken, vanwege de belangrijke rol die zij spelen bij het realiseren van de doelstellingen. En welke rol kunnen diezelfde beleidsmakers en ondersteuners spelen bij het integreren van de experimenten en specifieke trajecten van de thema-instellingen, zodanig dat experimenten aansluiten en niet op zichzelf blijven staan? Een mogelijke conclusie van de analyse is dat er binnen P2 en P4 nog kansen liggen om meer strategisch te kijken naar samenwerking om de doelstellingen te halen.
Samenwerking
Voor een samenhangende aanpak en maximale impact zijn samenwerking en duidelijke taakverdeling cruciaal. Binnen de regeling VLIAK 2025 is samenwerking een voorwaarde voor subsidie. De regeling zegt daarover: ’Interdisciplinaire en/of sector-overstijgende samenwerkingen moedigen we aan.’
Samenwerking is in de paragrafen 3 en 4 een belangrijke voorwaarde. In paragraaf 2 wordt dat niet expliciet benoemd.
Een indrukwekkend aantal culturele, onderwijs- en welzijnsinstellingen en organisaties wordt betrokken in de uitvoering van de activiteiten van VLIAK 2025. Dat alleen al vergroot de zichtbaarheid van de amateurkunst.
Landelijke of lokale samenwerking
Uit de aanvragen blijkt dat koepels vaak landelijk of lokaal samenwerken; provinciale organisaties hebben vooral een provinciale en lokale focus (naast de onderlinge samenwerking die in gang is gezet). De initiatiefnemers uit P4 (met daaronder ook provinciale instellingen en koepels) zoeken de samenwerking bij voorkeur binnen de eigen discipline of soms met andere sectoren. Daarbij lijken lokale of provinciale grenzen minder een rol te spelen.
Het valt op dat koepels en provinciale organisaties elkaar in de plannen weinig als samenwerkingsorganisatie noemen.
De regeling VLIAK loopt tot eind 2026. In het voorjaar van 2026 opent FCP een meerjarige projectregeling VLIAK 2026-2028.
Verder lezen
Bekijk ook ons kennisdossier over het Nationaal Ontwikkeltraject Amateurkunst en het Kennistraject Amateurkunstondersteuning.

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)