
Ontroerd, met tranen in mijn ogen, zit ik achter de piano in de grote zaal van De Kleine Johannes in Deventer als 90 kinderen uit groep 6, 7 en 8 samen vierstemmig het lied Four Elements zingen. Ze staan in een kring, in een ruimte zonder schermen. Ze luisteren naar elkaar en zingen allemaal mee. De dirigent – tevens de meester van groep 6 – is tijdens de wekelijkse repetities heel duidelijk: je zingt mee, want dit hoort bij school. Net als rekenen en taal. Zijn aanpak loont, want na weken oefenen lukt het ze niet alleen om het lied te zingen, maar ook om echt muziek te maken, getuige de traan die over mijn wang rolt.
Een dag later, op een andere school, voel ik het ongemak in groep 7 waar ik een simpele canon probeer aan te leren. Ik leg de les stil. Hoe vaak zingen jullie? Nooit. Ja, weleens met een verjaardag. De kinderen schamen zich – op een enkeling na – om hun stem te laten horen. De leerkracht verdedigt zich door te zeggen dat dit gewoon ‘geen zangklas’ is.
Twee scholen, twee klanken
De eerste basisschool is een Vrije School. Alle leerkrachten zingen elke dag met alle kinderen. Daarnaast hebben ze elke week koorzang met drie groepen samen. Er komt geen bord aan te pas. Het is een vast onderdeel van de dag, net zo normaal als dictee en buitenspelen. Deze school heeft geen muziekmethode; het leerkrachtenteam stelt in overleg het repertoire samen, dat ze overal en nergens vandaan plukken.
De tweede school is een openbare basisschool. Ze hebben mijn hulp ingeschakeld om het muziekonderwijs een impuls te geven. Ondanks de digitale methode die de school heeft aangeschaft, gebeurt er weinig. Niet omdat de leerkrachten onwillig zijn, maar omdat ze een drempel voelen om met de leerlingen te zingen. Zichzelf muzikaal uiten voelt kwetsbaar. En als je je er als leerkracht niet comfortabel bij voelt, draag je dat ongemerkt over op je klas.
Het eerste voorbeeld is helaas de uitzondering. Het tweede de norm. In de twintig jaar dat ik op basisscholen werk in Overijssel en Gelderland, heb ik dit patroon steeds opnieuw gezien. In mijn afstudeeronderzoek voor de Master Kunsteducatie aan de AHK onderzocht ik hoe dat komt. Ik voerde gesprekken met leerkrachten: waarom zingen sommigen dagelijks met hun klas, terwijl het bij anderen nauwelijks gebeurt?
Schaamte is aangeleerd
Wat ik ontdekte is dit: zangangst is niet aangeboren, maar aangeleerd. Kinderen worden niet geboren met schaamte over hun stem. Ze schreeuwen, zingen, maken geluid. Totdat iemand zegt: ‘Zing jij maar niet zo hard,’ of – pijnlijker nog – ‘Jij zingt vals.’ Zo ontstaan kleine trauma’s. Veel leerkrachten dragen die zelf ook mee. En dus slaan ze het zingen maar over.
Ik denk dat we veel kunnen leren van sport. In elke klas zit wel een kind dat niet van gym houdt. Maar niemand zegt: ‘Deze klas is gewoon geen gymklas, dus we doen dat vak niet.’ Gym hoort erbij. Omdat we het belangrijk vinden dat kinderen bewegen en samenwerken. Waarom zou dat met zingen anders zijn?
Digitale muziekmethodes
En dan even over die goedbedoelde digitale muziekmethodes die de afgelopen jaren op de markt zijn gekomen – die gebruiken we bij gym toch ook niet? We zouden het niet in ons hoofd halen om kinderen naar een scherm te laten kijken, naar een topsporter die voordoet hoe het moet. Ik vind het treurig om te zien hoe de kinderen in zo’n digitale les gefocust zijn op pixels en niet op elkaar. Met een beetje pech zit er ook nog een leerkracht bij die ondertussen nakijkwerk doet, omdat ze weet dat ze het zangniveau van het scherm niet kan evenaren en dus maar haar mond houdt.
Ik snap dat heel goed. Dit is geen aanval. Ik heb enorm respect voor alle leerkrachten in Nederland die alle vakken moeten kunnen geven. Maar ik baal ervan dat ze onderweg naar huis in de auto keihard meezingen met hun favoriete muziek, maar in het klaslokaal stil blijven. Waarmee ik niet wil zeggen dat digitale methodes per definitie slecht zijn. Het zijn vaak prima bronnen, maar ik vind dat we met het DigiBord wel de bladmuziek, maar niet de docent kunnen vervangen.
Je hoeft als docent geen Beyoncé te zijn. Je hoeft alleen maar te durven. Zing elke dag één lied. Begin klein. En wees mild voor jezelf. Het maakt kinderen niet uit of het loepzuiver is – sterker nog, het is juist bevrijdend als je als leerkracht laat zien en horen dat jij ook een mens bent. De leerlingen willen verbinding. En als jij met plezier zingt, volgen zij vanzelf.
Net zo vanzelfsprekend als tandenpoetsen
In landen als Finland, Estland of Zuid-Korea is zingen op school de normaalste zaak van de wereld. Niet omdat die kinderen muzikaal begaafder zijn, maar omdat het daar wél als cultureel belangrijk wordt gezien. Het is net zo vanzelfsprekend als tandenpoetsen. Of als het volkslied bij een voetbalwedstrijd.
Het is niet voor niets dat filosofen het belang van zingen benadrukken. Martha Nussbaum (2012, p. 135) noemt het leren van kinderliedjes een ‘uiterst belangrijke voorbereiding op de ontwikkeling van medeleven in het latere bestaan’ omdat het kinderen in staat stelt zich te verplaatsen in anderen.
Alain de Botton (2011) schrijft hoe belangrijk samen zingen is voor de cohesie in een gemeenschap. Wetenschappelijk onderzoek bevestigt dat samen zingen de saamhorigheid, groei, en het zelfvertrouwen van de deelnemers versterkt (Ehrlin, 2016). Daarnaast blijkt uit meerdere onderzoeken dat zingen de mentale (Kiernan et al., 2021) en fysieke (Tamplin et al., 2020) gezondheid kan bevorderen. Een belangrijke plek waar we al vanaf jonge leeftijd aandacht kunnen geven aan het zingen is de basisschool. Hier tref je alle kinderen, onafhankelijk van hun achtergrond. Het is mijn persoonlijke missie om zingen te normaliseren.
Zanginterventie
Binnen mijn onderzoek heb ik een zanginterventie ontwikkeld voor leerkrachtenteams. Ik heb met groepen leerkrachten gezongen en gemeten hoe ze zich vooraf en achteraf voelden. Bijna iedereen vond het heerlijk, had na afloop meer energie en voelde zich vrolijker. We weten dat samen zingen goed is voor de taalontwikkeling, het geheugen, de sociale cohesie, concentratie en het algehele welzijn. De voordelen zijn wetenschappelijk onderbouwd. Lees die onderzoeken vooral, lieve leerkrachten en schoolbestuurders. Gebruik ze om collega’s te overtuigen. Maar wat mij betreft was die traan genoeg.
Het onderzoek van Maite
Maite’s afstudeeronderzoek draagt de titel:
Als alleen de beste zangers onder de vogels zingen, blijft het stil in het bos.
Het onderzoek is hier te lezen:
https://www.ahk.nl/media/ahk/docs/master_Kunsteducatie/Onderzoeken/EO_MaiteRoest.pdf
De gebruikte bronnen en literatuurlijst zijn in het onderzoek opgenomen.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)