Amateurkunst is ons sociaal cement: erken en ondersteun het

Een dringend advies voor de nieuwe bewindspersoon voor cultuur
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Johan Boonekamp dringt aan op landelijke erkenning en ondersteuning van amateurkunst en de professionals die dit mogelijk maken. Hij doet vijf voorstellen voor goed beleid. De basis van het culturele leven moet immers toegankelijk blijven voor iedereen.
Foto: Lilian van Rooij
Foto: Lilian van Rooij

Geachte aankomend minister, geachte aankomend staatssecretaris,

Nederland is een land van cultuurmakers. Niet alleen in onze grote theaters en musea, maar vooral in buurthuizen, sportzalen, kerken, dorpshuizen en wijkcentra. Ruim de helft van de bevolking – 55% – doet aan kunstbeoefening, gemiddeld acht uur per week . Dat zijn miljoenen Nederlanders die zingen in een koor, spelen in de fanfare, toneelspelen, carnaval voorbereiden, dansen, schilderen of samen muziek maken in de schuur.

Cultuur wordt gedragen door iedereen

Dit is géén hobby voor een kleine elite. Dit is cultuur die gedragen wordt door Henk en Ingrid, door Jan en Fatima, door jong en oud in stad én dorp. Het is een beweging die letterlijk overal in ons land voelbaar is. En achter die beweging staan duizenden professionals: dirigenten, regisseurs, docenten, makers en begeleiders. Het zijn hybride werkers pur sang, die hun liefde voor kunst en cultuur in verschillende rollen combineren.

Neem Anna. Overdag staat ze voor de klas op een basisschool, waar ze kinderen laat ontdekken hoe spannend het is om samen muziek te maken en combineert ze deze vaardigheden met rekenen en taal. ’s Avonds leidt ze met dezelfde bevlogenheid het plaatselijke jeugdorkest, waar haar leerlingen soms weer terugkomen, dit keer met een viool of klarinet in de hand.

Of Karim. Hij treedt in het weekend zelf op als acteur in een kleine zaal, maar doordeweeks geeft hij theaterlessen aan jongeren die daar hun zelfvertrouwen vinden. Hij kent de spanning van de coulissen én de voldoening van een leerling die voor het eerst durft te spelen voor publiek.

Sommigen werken daarnaast in het sociaal domein, waar ze kunst inzetten om ouderen met dementie of jongeren met een beperking te laten ervaren wat creativiteit kan losmaken. Anderen bouwen overdag aan hun eigen producties, en begeleiden ’s avonds een koor of toneelvereniging die samen een voorstelling voorbereidt.

Het zijn deze veelzijdige mensen die – vaak achter de schermen – zorgen dat miljoenen Nederlanders elke week kunnen zingen, spelen, dansen, acteren of schilderen. Zij zijn de stille motor achter een rijk cultureel leven dat ons allemaal raakt.

De praktijk loopt voor, de politiek blijft steken

Wie rondkijkt, ziet vitaliteit en betrokkenheid. Maar ons beleid loopt achter. De meeste regelingen zijn geschreven voor grote instellingen of strikt georganiseerde verenigingen. Daardoor vallen juist de hybride professionals – de motor van al die clubs en gezelschappen – buiten de boot, juist die hebben ondersteuning nodig.

Een fanfare of harmonie die een dirigent wil betalen, komt vaak niet in aanmerking voor steun, er is vaak geen regeling meer, door gemeenten wegbezuinigd. Een koor dat een repetitieruimte nodig heeft, vindt steeds minder betaalbare plekken. Een dansdocent die in drie gemeenten werkt, heeft nergens een vangnet. Gemeenten wijzen naar fondsen, fondsen naar instellingen – maar niemand neemt verantwoordelijkheid.

Zo ontstaat een systeem dat leunt op miljoenen burgers en duizenden professionals die structureel overvraagd worden. Dat gaat een tijd goed, dankzij passie en inzet. Maar zonder erkenning, binding en steun stort de basis in. En dan verliezen we niet alleen de grote podia, maar ook de cultuur die het dichtst bij mensen staat: de fanfare in het dorp, het toneel in de wijk, de schilderclub om de hoek.

Antwoorden op de scepticus

Sommigen zeggen: “Amateurkunst is toch gewoon hobby?” “Waarom zou de overheid dat moeten steunen?”
Het antwoord is eenvoudig: omdat het om méér gaat dan hobby. Het is de plek waar mensen elkaar ontmoeten, waar kinderen leren samenwerken, waar ouderen actief blijven en waar generaties verbonden worden. Het is sociaal cement – en dat is een publieke zaak.

Anderen zeggen: “Fair pay maakt alles alleen maar duurder.”
Het tegendeel is waar: Fair pay voorkomt uitval. Als dirigenten, docenten en begeleiders niet eerlijk betaald worden, verdwijnen zij. Dan komt de fanfare stil te liggen en valt het koor uit elkaar. Goedkope cultuur is uiteindelijk de duurste, omdat je de hele infrastructuur kwijtraakt.

Sommigen zeggen: “Maar dit is toch geen taak voor Den Haag?”
Toch is landelijke borging wél essentieel. Er is al veel: LKCA, met onder meer de Cultuurkrant en dit platform, FCP, en de websites van provinciale instellingen. Maar het is versnipperd en vaak onvoldoende bruikbaar voor alle lagen van de amateurkunst.

Wat nodig is:

  • Breedte: één landelijke structuur die verenigingen, individuele beoefenaars, beleidsmakers én lokale bestuurders bereikt.
  • Diepte: Niet alleen inspiratie of kennis, maar programmalijnen die leiden tot zichtbare resultaten: uitvoeringen, exposities, festivals. Geen losse subsidiepotjes, maar landelijke initiatieven waarin lokale makers onderdeel worden van iets groters. Zo ontstaat verdieping: van idee naar praktijk, van lokaal initiatief naar landelijke beweging met uitstraling en betekenis.
  • Samenhang: duurzame borging zodat kennis en voorbeelden niet steeds opnieuw hoeven te worden uitgevonden.
  • Alle niveaus: van dorpsfanfare en carnavalsvereniging tot landelijke koren en toneelgezelschappen.

Leg dit daarom vast in een wet op cultuurbeoefening – zodat iedereen, van Limburg tot Friesland, kan profiteren van een sterke en toegankelijke infrastructuur.

Politiek moet kiezen

Daarom vraag ik u als nieuw kabinet om duidelijke keuzes:

  1. Erken cultuur van onderop als pijler van het stelsel
    Geef amateurkunst en de hybride professionals die daar onmisbaar zijn, een plek in de BIS. Richt een landelijke uitvoerende organisatie op die niet alleen ondersteunt, maar ook concrete programmalijnen ontwikkelt en uitvoert. Denk aan festivals, themajaren en reizende producties die lokale initiatieven verbinden en zichtbaar maken in een landelijke beweging. Zo krijgen de miljoenen Nederlanders die wekelijks cultuur beoefenen de plek en uitstraling die zij verdienen.
  2. Maak Fair pay verplicht
    Zonder eerlijke betaling verdwijnen de begeleiders die al die verenigingen dragen. Bouw Fair pay in alle gemeentelijke en landelijke regelingen in. Geen subsidie zonder Fair pay.
  3. Doorbreek de hokjes van beleid
    Ondersteun ook non-formele initiatieven. Of het nu een stichting, vereniging of losse groep is: kwaliteit en impact moeten leidend zijn, niet de juridische vorm.
  4. Repetitieruimtes, ateliers, zalen en oefenplekken zijn geen luxe, maar basisvoorzieningen voor cultuurbeoefening.
    Toch worden deze plekken nu vaak gezien als sluitpost en lopen ze het risico om te verdwijnen door verkoop, herontwikkeling of commerciële druk. Gemeenten verschillen sterk in hun aanpak, waardoor er geen landelijke waarborg is. Daarom is landelijke borging nodig. Leg wettelijk vast dat deze ruimtes onderdeel zijn van de culturele basisinfrastructuur. Stimuleer coöperatieve modellen, waarbij makers, verenigingen en bewoners samen eigenaar of beheerder zijn van hun oefen- en werkplekken. En borg juridisch dat deze plekken niet zomaar kunnen worden verkocht of onttrokken aan de culturele functie – zodat ze behouden blijven voor toekomstige generaties.
  5. Geef makers en beoefenaars een stem
    Nu wordt er vaak óver amateurkunst gesproken, maar zelden mét de mensen die het doen. Terwijl juist zij – de fanfare met de dirigent, het koor, de toneelvereniging met de regisseur en de dansdocent – weten wat er nodig is. Organiseer daarom regionale cultuurtafels. Niet op provinciaal niveau, maar per regio, dichtbij de praktijk. Daar zitten beleidsmakers, professionals werkzaam in de amateurkunst en amateurkunst samen, zodat beleid echt aansluit bij de werkelijkheid. Hun inzet moet worden gewaardeerd en vergoed. Want alleen als we hun stem serieus nemen, blijft die ook structureel gehoord.

Zonder ruggengraat geen beweging

Minister, staatssecretaris: dit gaat niet over de Randstad, niet over linkse hobby’s, niet over subsidies voor een kleine elite. Dit gaat over meer dan de helft van de Nederlanders. Mensen die gemiddeld acht uur per week aan kunst doen. Mensen die zich verbonden voelen door muziek, theater, dans en beeldende kunst – van carnaval tot kerkkoor, tot hiphopdansers.

Hun kracht wordt mogelijk gemaakt door duizenden professionals die zich inzetten zonder vangnet, zonder landelijke voorbeelden, zonder binding.

Zij zijn de ruggengraat. En zonder ruggengraat stort het systeem in. Zonder plek geen praktijk. Zonder fair pay geen toekomst.

De keuze is aan u. Laat deze basis niet verdwijnen. Laat zien dat cultuur in Nederland niet alleen een luxe voor enkelen is, maar een voorziening voor iedereen.

Meer dan de helft van de Nederlanders beoefent wekelijks kunst en cultuur. Toch staat dit fundament van de samenleving onder druk zonder eerlijke betaling, oefenplekken en structurele steun. Daarom roept Johan Boonekamp het nieuwe kabinet op om de sector te versterken.

Wat is er volgens jou nodig om het veld van amateurkunst toekomstbestendig te maken? Reageer onder dit artikel.

Johan Boonekamp schreef bovenstaand stuk op persoonlijke titel.

Voor meer verdieping verwijst hij naar zijn LinkedIn-artikelen van de afgelopen maanden, waarin hij de thema’s Fair pay, hybride professionals, zeggenschap, ruimte, taal en de plek van amateurkunst in de BIS uitgebreid heeft behandeld.

Bronnen

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 0 / 5. totaal 0

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel