Ondersteuning van informele amateurkunstgroepen doe je er niet ‘even bij’

Lessen uit de expertmeeting ‘Ondersteuning informele groepen’
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Een groot aantal Nederlanders zijn actief in amateurkunstgroepen. Zo is ongeveer de helft lid van een vereniging, zoals een koor, brassband of dansvereniging. Een even groot deel is actief in groepen die géén juridische rechtsvorm (vereniging of stichting) hebben: de zogenaamde ‘informele’ amateurkunstgroepen. Van oudsher richt de ondersteuning van de amateurkunstgroepen zich vooral op formeel georganiseerde amateurkunstgroepen Maar deze ondersteunende instellingen willen in toenemende mate ook van betekenis zijn voor de ‘informele’ groepen. Hoe dat te doen?

LKCA zorgt voor optimale ondersteuning van amateurkunstgroepen. Daarom bracht LKCA in een expertmeeting acht ondersteunende partijen samen die in meer of mindere mate experimenteren met ondersteuning voor informele groepen.  

De fondsen Voordekunst, VSBfonds en Cultuurfonds Almere, de steunfuncties CultuurConcreet, CultuurSchakel en Cultuur Oost, en de koepels Koornetwerk Nederland en de Fotobond kwamen bij elkaar. Het doel van de expertmeeting: leren van hun expertise, van hoe zij deze ondersteuning inrichten. Waar en waarom zijn zij succesvol en waar lopen zij tegenaan?  

De lessen van deze expertmeeting bieden inspiratie voor andere ondersteunende instellingen die ook de ambitie hebben om voor alle amateurkunstgroepen van betekenis te zijn. We hebben de belangrijkste lessen voor je op een rij gezet. 

Op zoek naar de doelgroep

Om de informele amateurkunstgroepen te kunnen ondersteunen dienen deze groepen eerst gevonden en bereikt te worden. Zonder contact geen ondersteuning. En dat is meteen de grootste uitdaging voor de ondersteunende partijen. In de eerste plaats waren de ondersteunende partijen niet bekend met de nieuwe doelgroep die zij willen bereiken. Of zoals een van deze partijen het verwoordt:

‘De doelgroep is een grijze vlek, wij zitten niet in die scene’.  

En in de tweede plaats is ook de doelgroep zélf vaak niet bekend met de beschikbare ondersteuning. Als ze er uiteindelijk wel mee bekend worden, is er soms nog sprake van wantrouwen. Dan is het vervolgens de uitdaging, wanneer het contact is gelegd, om het contact en de ondersteuning ook duurzaam te maken.  

Daar waar de doelgroep is, ben jij  

Een duurzame ondersteuning bereik je door persoonlijk contact te hebben met de informele amateurkunstgroepen. Het is belangrijk om aanwezig te zijn en een relatie op te bouwen. En om de ondersteuning niet eenmalig te laten zijn, maar veel meer te werken vanuit persoonlijke begeleiding.  

De ondersteunende partijen die hiermee experimenteren werken daarvoor met mensen in steden, stadsdelen of wijken, zoals ‘matchmakers’, ‘ambassadeurs’, cultuurregisseurs’ of ‘scouts’. Zij zijn aanwezig in de wijk, zichtbaar, benaderbaar en voortdurend op zoek en alert:  

’Het scheelt al ontzettend dat ik zelf naar veel events en activiteiten ga waar de doelgroep actief is. Waar ze spelen, zichzelf presenteren, repetities doen. Dus echt mezelf laten zien: waar de doelgroep is, daar ben ik ook.’  

Dat betekent dat ondersteuning van informele amateurkunstgroepen eigenlijk alleen succesvol kan zijn op dorps- of wijkniveau. Deze groepen zoeken namelijk niet jou als ondersteunende partij,  je moet zelf naar ze op zoek. 

‘Het is aan ons om de doelgroep te leren kennen en te weten wat er speelt, waar behoefte aan is.’ 

Lokaal aanwezig zijn 

Naast dat je op zoek moet naar de informele amateurkunstgroepen is het tegelijkertijd van belang om in de wijk mogelijkheden te creëren om jou als ondersteuner te vinden en te spreken. Dat betekent dat je moet laten weten waar en wanneer je bereikbaar bent. Veel ondersteuners werken met kick-offs, spreekuren, netwerkavonden, of een maandelijkse aanwezigheid in de bibliotheek.  

Voor provinciale en zeker landelijke ondersteuners is de uitdaging om lokaal aanwezig en zichtbaar te zijn en persoonlijk contact te hebben natuurlijk veel groter. Een van de landelijke fondsen lost dit op door bijvoorbeeld te werken met een ‘matchmaker’ per stad.  

Het andere fonds werkt met ‘ambassadeurs’ uit het veld die de doelgroep goed kennen en ervaringsdeskundige zijn, waarbij de ambassadeurs persoonlijke begeleiding bieden. Een andere oplossing van dit fonds is door samenwerkingen op te zetten met lokale of regionale fondsen of steuninstellingen. 

Aanpassen en werken met sleutelfiguren 

Het is belangrijk om als ondersteuner flexibel te zijn. Dat wil zeggen, aanpassen aan de doelgroep die je wilt bereiken. Als voorbeeld wordt het loslaten van een 9 tot 5-mentaliteit genoemd. Zo stelt een ondersteuner dat creatieve mensen ‘wat later op gang komen’.  

Zo is er een heel nachtcircuit waar veel informele groepen actief zijn, en die niet om 9 uur klaar staan voor een kennismakingsgesprek. Daarbij moet je als ondersteuner ook toegankelijk zijn. En dan helpt het om de ‘taal’ te spreken van de doelgroep.  

‘Doordat ik ook een onderdeel ben van het circuit was het voor mij heel makkelijk om contact te leggen met de doelgroep. Ik spreek de taal, vanuit de straattaalcultuur alleen al, laat staan ook vanuit dat ik een zwarte vrouw ben. Dus het was voor mij ook heel makkelijk om met andere jongeren van kleur contact te maken.’ 

Een scout van een lokaal fonds, die van alle scouts de enige van kleur is, merkt bijvoorbeeld dat zij de meeste aanvragen binnenkrijgt van mensen met een etnische achtergrond. Een succesvolle strategie is dan ook om als ondersteunende organisatie een of meerdere sleutelfiguren uit de doelgroep die je wilt bereiken je organisatie binnen te halen, als scout of cultuurregisseur.  

Daarnaast is het belangrijk om als organisatie de communicatie af te stemmen op de doelgroep, qua taalgebruik en qua communicatiekanaal. Voor sommige groepen moet je vooral op sociale media zichtbaar zijn, en voor anderen juist weer in het lokale krantje.  

Laagdrempelig en vertrouwen 

Als ondersteunende partij is het verder belangrijk om de nadruk te leggen op vertrouwen, in plaats van op bewezen kwaliteit. Dat betekent ook dat aanvraagprocedures en criteria voor subsidies heel toegankelijk en laagdrempelig moeten zijn.  

Een fonds werkt bijvoorbeeld met een ‘vertrouwensindicator’ om subsidieaanvragen te beoordelen, in plaats van een lange lijst van criteria. Daarbij kijkt men vooral naar motivatie en de ‘drive’ van wat men wil bereiken. Een cultuurregisseur in een grote stad werkt heel nadrukkelijk vanuit vertrouwen.  

’Ik kijk niet zozeer naar sterk geschreven projectplannen, want niet elke bewoner is sterk in het schrijven van projectplannen. Dus ik kijk vooral of het aansluit bij de speerpunten en of het iets toevoegt voor het gebied qua programmering?’ 

En vervolgens ook accepteren dat een gesubsidieerd project soms kan ‘mislukken’. De ervaring van deze ondersteuners is namelijk dat het in 95 procent van de gevallen gewoon goed gaat. Vanzelfsprekend moet de ondersteuning inclusief zijn, in de zin dat niet alleen stichtingen of verenigingen aanspraak kunnen maken op financiering, maar ook informele groepen en individuen.  

Amateurkunstondersteuning is arbeidsintensief

Juist de noodzaak van persoonlijk contact en het opbouwen van een relatie met de doelgroep maakt ondersteuning van informele amateurkunstgroepen arbeidsintensief. Je bent er niet met een website of een nieuwsbrief, die zijn slechts aanvullend. Bovendien vraagt het een lange adem, omdat het tijd nodig heeft om de amateurkunstgroepen te vinden, te leren kennen en er een relatie mee op te bouwen. 

‘De doelgroep bereiken, dat is een investering hoor. Ik zit nu drie jaar in het stadsdeel en het komt nu pas een beetje op gang.’ 

Omdat deze vorm van ondersteuning zo persoonlijk is, is het ook belangrijk om niet teveel wisselingen te hebben in de scouts, matchmakers, cultuurregisseurs of andere intermediairs. Tevens betreffen de voorbeelden uit de expertmeeting vooral ondersteuning in steden. Dit roept de vraag op hoe in meer rurale gebieden deze laagdrempelige en persoonlijke ondersteuning te organiseren.  

Op naar een informelere ondersteuning 

Duidelijk is dat ondersteuning van informele amateurkunstgroepen niet iets is dat je er zomaar bij doet. Het vergt een langdurige inspanning en transitie als organisatie. Eigenlijk vraagt het om als formele organisatie meer ‘informeel’ te worden. Zodat je de ondersteuning voortdurend kunt aanpassen aan de behoeften en wensen van de informele doelgroep. Dus veel meer werken vanuit persoonlijke begeleiding en vertrouwen.  

Het enthousiasme van de partijen die al experimenteren met de ondersteuning van deze groepen laat in ieder geval zien dat deze aanpak zijn vruchten afwerpt.   

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 3.5 / 5. totaal 6

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Praat verder over dit onderwerp met deze expert(s):
Nicole Stellingwerf
Nicole Stellingwerf
Functie: Specialist Cultuurparticipatie
Expertise: cultuurparticipatie
nicolestellingwerf@lkca.nl
030 711 51 85
Hans Noijens
Hans Noijens
Functie: Specialist Cultuurparticipatie
Expertise: cultuurparticipatie,verenigingen
hansnoijens@lkca.nl
030 711 51 60
Bekijk alle experts
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel