
Het gesprek over Fair pay klinkt soms abstract – iets voor beleidsstukken. Maar in de praktijk van cultuureducatie en amateurkunst is het allesbehalve dat. Het is een kwestie van overleven.
De sector draait op vakdocenten, dirigenten, regisseurs en workshopleiders – veelal zzp’ers met een gemengde praktijk. Zij zijn het kloppend hart van cultuurbeoefening in Nederland. Zonder hen: geen educatie, geen expressie, geen samenspel.
En juist deze groep komt steeds vaker in de knel. De tarieven zijn te laag, opdrachten versnipperd, en waardering blijft vooral moreel. Ervaren professionals haken af of vallen om. Pensioen en arbeidsongeschiktheid zijn nauwelijks geregeld. Ook de aanwas stokt: waarom kiezen voor een vak waarmee je je huur niet kunt betalen?
Fair pay is dus geen luxe. Het is een randvoorwaarde voor continuïteit. Als we willen dat cultuureducatie en cultuurbeoefening blijven bestaan – niet als vrijblijvende hobby, maar als structureel onderdeel van de creatieve sector – dan moeten we eerlijk gaan betalen. Punt.
Klinkt simpel, maar in deze sector is dat extra ingewikkeld. Want wie is de ‘klant’ die een eerlijke prijs moet betalen? In veel gevallen zijn dat geen overheden of grote instellingen, maar individuele personen in alle lagen van de bevolking. Mensen die lid zijn van een koor, zich inschrijven voor een theatercursus, hun kind aanmelden voor vioolles. Veel van die klanten willen wel, maar kunnen het simpelweg niet betalen als de tarieven eerlijk zijn, en zélfs niet als de tarieven níet eerlijk zijn. Zeker bij meer dan één kind wordt cultuureducatie en cultuurbeoefening al snel een luxe. En dus wringt het. De professional wil een fatsoenlijk tarief, maar voelt ook de wens om het aanbod betaalbaar te houden, en zakt daarom te veel met zijn prijs.
We kunnen en mogen de individuele zzp’er hier echter niet voor laten opdraaien. Als we als samenleving écht vinden dat iedereen toegang moet hebben tot muziek-, dans-, theater- en kunsteducatie, ongeacht de dikte van de portemonnee, dan moeten we bereid zijn daar structureel in te investeren. Op dit moment doen sommige gemeenten dat wel, maar veel andere niet – en dat zorgt voor grote verschillen in kansen tussen kinderen en jongeren, afhankelijk van waar ze wonen. Het is daarom hoog tijd voor landelijke afspraken die dit speelveld gelijktrekken en garanderen dat toegang tot cultuur geen postcodeafhankelijke luxe is, maar een basisvoorziening voor iedereen.
Ecosysteem
En hoe doen we dat dan in de praktijk? Het zou goed zijn als gemeenten daarbij meer gaan denken in termen van financiële ondersteuning van de leerling, in plaats van het subsidiëren van het aanbod. Daarmee voorkom je dat publieke middelen terechtkomen bij gezinnen die het prima zelf kunnen betalen. Bovendien geef je de regie aan de leerling of ouder: zij kiezen zélf waar ze lessen willen volgen – of dat nu is bij een buurthuis, een zelfstandige docent in de wijk, of een kunstschool.
Als gemeenten er toch voor kiezen om specifieke projecten of lesaanbod te subsidiëren, is het belangrijk om direct mee te nemen wat dat betekent voor ongesubsidieerde aanbieders die al werkzaam zijn in de buurt. Kun je deze partijen erbij betrekken? Is er samenwerking mogelijk? Hoe zorgen we ervoor dat leerlingen duurzaam doorstromen naar ongesubsidieerde aanbieders? Want ik heb te vaak gezien dat goedbedoelde gesubsidieerde projecten het bestaande ongesubsidieerde ecosysteem zo verstoorden dat er op de lange duur juist mínder aanbod was.
Willen we dat de sector vitaal blijft én dat kinderen overal in Nederland gelijke kansen hebben, dan moeten we ons realiseren dat eerlijke betaling geen sluitpost is, maar een voorwaarde. Niet alleen bij de professionele of gesubsidieerde gezelschappen of organisaties, maar juist ook daar waar de cultuur dagelijks geleefd wordt: in de klas, de wijk, het buurthuis, de repetitieruimte.
Daar begint het. Of eindigt het, als we niet oppassen.
In dit opiniestuk oppert Marijn Cornelis het idee om niet langer het aanbod van lessen te subsidiëren, maar het geld direct naar de leerling (en diens ouders) te laten gaan. Volgens Cornelis geef je zo meer de regie aan de leerling of ouder, en voorkom je dat publieke middelen terechtkomen bij gezinnen waarvoor dat niet nodig is. Wat zijn volgens jou de voor- of nadelen van dit plan? Reageer onderaan dit artikel.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)