De cijfers in beeld: wat is het rijksbeleid voor cultuureducatie en amateurkunst?

Kleine investering, grote ambities
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel
Zo vlak voor de Tweede Kamerverkiezingen op 29 oktober laten we je zien welke plaats cultuureducatie en amateurkunst hebben in het rijksbeleid voor cultuur. Hoeveel geld gaat ernaartoe en hoe worden deze investeringen gelegitimeerd? We proberen helderheid te verschaffen in een wirwar aan cijfers.

Dit is een artikel uit de Cultuurkrant, editie 35, september 2025.

Er zijn weinig eenduidige en actuele cijfers voorhanden over de rijksuitgaven aan cultuureducatie en amateurkunst, maar we zetten de beschikbare cijfers op een rij en kijken naar de achterliggende beleidsdoelen.

Wie voelt zich verantwoordelijk voor cultuureducatie en amateurkunst?

Een vraag die wij ons als onderzoekers al eerder stelden. De kern van de dit jaar gepubliceerde Bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening is dat gemeenten, provincies en het Rijk samen verantwoordelijk zijn voor amateurkunst, zodat iedereen in Nederland toegang heeft tot cultuurbeoefening. Maar die afspraken worden gemaakt binnen bestaand beleid en budget en zijn niet dwingend. Toch is overheidsfinanciering één van de belangrijkere inkomstenbronnen voor de culturele sector. 

De rol van gemeenten

Gemeenten zijn daarbij veruit het belangrijkst, zij nemen circa 60 procent van alle overheidsuitgaven aan cultuur voor hun rekening. De Rijksoverheid had in 2025 een cultuurbegroting van 1,4 miljard euro; goed voor ongeveer een derde van deze gezamenlijke overheidsuitgaven voor cultuur. Dit is slechts een klein deel van de totale begroting van het ministerie van OCW. Net als bij gemeenten overigens.   

Overzicht begroting Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025
Figuur 1: Overzicht begroting Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW, 2025a).

Wat is het aandeel van cultuureducatie en amateurkunst binnen de cultuurbegroting?

Het is een relatief kleine begrotingspost. Het meeste geld gaat naar de podiumkunsten, musea en cultureel erfgoed. De rijksbegroting maakt niet duidelijk wat precies onder de post Cultuureducatie en participatie valt. Hierdoor is ook niet te achterhalen welke uitgaven en beleidsinstrumenten onder ‘cultuureducatie’ vallen en welke onder ‘participatie’. Bovendien zijn de cijfers van een aantal jaren terug (2021) en speelt er ook een semantische discussie, omdat op de begroting de ene keer wordt gesproken van amateurkunst en de andere keer van cultuurparticipatie. Maar we wagen een poging.

Een visualisatie van uitgaven aan cultuur per sector in 2021
Bron: Cultuurmonitor (Boekmanstichting).

Wat investeert het Rijk in cultuureducatie?

Dankzij de Periodieke rapportage cultuureducatiebeleid 2013-2022 is dit bekend voor de rijksuitgaven aan cultuureducatie in die periode. In 2013 werd via subsidies (waaronder Cultuureducatie met Kwaliteit) en de zogenoemde prestatiebox nog zo’n 42,3 miljoen euro geïnvesteerd, waarna dit opliep tot circa 66 miljoen euro in 2017. Vervolgens bleven de investeringen redelijk constant tot 2022 (gecorrigeerd voor inflatie).

Hoe is de stijging tussen 2013 en 2017 te verklaren?

De stijging tussen 2013 en 2017 is vooral te danken aan uitgaven aan bovenwettelijke beleidsmaatregelen, zoals Cultuureducatie met Kwaliteit, Regeling Cultuurbegeleider, Méér Muziek in de Klas, MBO Cultuurkaart, Brede Regeling combinatiefuncties en de instellingssubsidies voor FCP en LKCA. Bovenwettelijk beleid zet de overheid in wanneer wettelijke kaders alleen niet toereikend of effectief genoeg zijn. Denk hierbij aan extra maatregelen als subsidies en regelingen. In 2022 waren de uitgaven voor de wettelijke beleidsmaatregelen bijna 25 miljoen euro en voor de bovenwettelijke beleidsmaatregelen ruim 31 miljoen euro.

Nuancering van de cijfers

Maar dat is niet het hele verhaal. Zo zijn bijvoorbeeld de cultuureducatieve activiteiten van de door het Rijk gesubsidieerde instellingen voor professionele kunsten niet verwerkt in deze cijfers. Een nuancering is dus op zijn plaats: een deel van de uitgaven is onzichtbaar.

Een visualisatie van de uitgaven aan cultuureducatiebeleid van 2013 t/m 2022
Bron: Periodieke rapportage cultuureducatiebeleid 2013-2022. Van den Berg et al. (2023).

En wat waren de investeringen in amateurkunst?

Dat is nog iets lastiger te reconstrueren. Naast de instellingssubsidies voor het FCP en LKCA voor de taak amateurkunst investeert het Rijk de laatste jaren vooral via (bovenwettelijke) pilotregelingen. Daarbij gaat het met name om de middelen gekoppeld aan het Nationaal Akkoord Amateurkunst. In de Meerjarenbrief ‘De kracht van creativiteit (2023-2025)’ van OCW staat dat er in 2023 en 2024 circa 1 miljoen euro beschikbaar was, oplopend naar zo’n 3 miljoen euro per jaar in 2025 en 2026.

Ver onder het aanbevolen bedrag

Dit zijn weliswaar niet de enige Rijksinvesteringen in amateurkunst, maar het is wel een van de weinige zichtbare uitgaven. Dit bedrag ligt ver onder de voorgestelde investering van 40 miljoen euro voor de versterking van amateurkunst (Programma Amateurkunst) en ver onder het bedrag zoals aanbevolen in het rapport Revitalisering van de Amateurkunst (2021).

Hoe legitimeert het Rijk de investeringen in amateurkunst?

Belangrijke vraag, want lagere overheden volgen in de praktijk veelal de landelijke beleidskoers. We beginnen bij amateurkunst. De motieven wisselen continu, afhankelijk van de politieke en maatschappelijke tijdgeest, maar volgens onderzoeker Peter van der Zant is in de beleidsdoelen een duidelijke ontwikkeling te zien: van morele verheffing na 1945 tot het hedendaagse streven naar maatschappelijke waarden als sociale cohesie, participatie, positieve gezondheid. De huidige aanpak lijkt dus voornamelijk instrumenteel. Opmerkelijk, want waarden zoals ontspanning en plezier vinden de amateurkunstenaars zelf het belangrijkst.

Legitimering van de uitgaven aan cultuureducatie

Ook als het gaat om cultuureducatie wordt de legitimering van het beleid steeds vaker gekoppeld aan doelen die buiten de kunsten zelf liggen, zoals persoonsvorming en burgerschap. De overheid richt zich steeds minder op kunst en cultuur als publieke waarde an sich en ziet cultuureducatie als instrument voor bredere sociaal-maatschappelijke doelen. Ook de laatste Meerjarenbrief voor het cultuurbeleid (‘De kracht van creativiteit (2023-2025′)) legt hoofdzakelijk de verbinding met het welzijn van mensen, bijvoorbeeld door versterking van het zelfvertrouwen en het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling.

Moeten we ons heil niet eens ergens anders zoeken?

Misschien wel, ja. Binnen de cultuursector klinkt regelmatig de klacht dat de doelen waar onze sector zich op moet richten (en waar beleid op wordt gelegitimeerd) steeds vaker niet-cultureel van aard zijn. Als we investeringen in cultuurbeoefening blijven legitimeren op basis van maatschappelijke doelstellingen zoals welzijn, is het dan niet logisch om een deel van de cultuurbegroting onder te brengen bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? It’s all in the name.

En daarnaast is het focussen op niet-culturele beleidsdoelen nog voer voor een andere discussie. Maar die bewaren we voor een andere keer.

Dit is een artikel uit de Cultuurkrant, editie 35, september 2025.

Bronnen

Vond je dit artikel interessant?

Gemiddelde 5 / 5. totaal 1

Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)

Reacties (0)
Praat verder over dit onderwerp met deze expert(s):
Luud Goossens
Luud Goossens
Functie: Specialist Onderzoek
Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
luudgoossens@lkca.nl
030 711 51 27
Arno Neele
Arno Neele
Functie: Specialist Onderzoek
Expertise: onderzoek,overheidsbeleid
arnoneele@lkca.nl
030 711 51 07
Bekijk alle experts
Bijgewerkt op:
Gepubliceerd:
Deel dit artikel