Als het om cultuuronderwijs gaat, is Nederland een buitenbeentje
Dit is een artikel uit de Cultuurkrant, editie 36. Neem een gratis abonnement!
In een reeks van vier artikelen, waarvan dit de laatste aflevering is, vragen LKCA-onderzoekers Luud Goossens en Arno Neele zich af of meer wetgeving de heilige graal is voor het veiligstellen van beleid en budget voor cultuureducatie en amateurkunst. Kan een wettelijk verankerde ‘zorgplicht voor cultuur’ het verschil maken?
Laat er geen misverstand over bestaan: kunst en cultuur zijn ook in het Nederlandse basisonderwijs en het voortgezet onderwijs een verplicht leergebied. Scholen dienen zich in hun onderwijs te richten op de wettelijk vastgelegde kerndoelen, waarvan er ook een aantal gaan over het cultuuronderwijs. Vrijwel alle leerlingen en scholieren krijgen dan ook op school cultuuronderwijs, zo blijkt uit verschillende monitoronderzoeken.
Maar deze laten ook zien dat er grote verschillen zijn tussen scholen als het gaat om de kwantiteit en de kwaliteit van het onderwijs. De kerndoelen zijn zo algemeen geformuleerd dat scholen er vrijwel ongelimiteerd hun eigen invulling aan kunnen geven.
Zo mogen ze momenteel zelf weten hoeveel tijd ze eraan besteden, door wie ze het laten geven, welke kunstdisciplines ze aanbieden en welke methoden ze ervoor gebruiken. Door de manier waarop we in Nederland ons onderwijs hebben georganiseerd zijn er grote verschillen in de manier waarop kinderen en jongeren onderwijs krijgen in kunst en cultuur. De ene klas krijgt wekelijks meerdere kunstvormen aangeboden, terwijl een andere klas nauwelijks verder komt dan af en toe tekenen of zingen.
‘De ene klas krijgt wekelijks meerdere kunstvormen aangeboden, een andere komt nauwelijks verder dan af en toe tekenen’

Hoe is de situatie elders in Europa? Hoe is het kunstonderwijs daar georganiseerd? Is daar meer uniformiteit als het gaat om de kwaliteit en kwantiteit, of juist minder? Kunnen we daar iets van leren?
Cultuuronderwijs is in alle Europese landen een verplicht leergebied, blijkt uit een snelle lezing van het Compendium of Cultural Policies & Trends. Daarbij is het patroon dat in het lager onderwijs het cultuuronderwijs meestal wordt verzorgd door een groepsleerkracht die ook de andere vakken geeft. En in het voortgezet onderwijs zijn juist vaak kunstvakdocenten verantwoordelijk voor het onderwijs in kunst en cultuur. Daarin lijkt Nederland dus niet af te wijken.
Afzonderlijke kunstvakken en leerlijnen
Maar er zijn binnen Europa ook grote verschillen. Een goed actueel overzicht hierover ontbreekt, maar op basis van onder meer een oudere overzichtsstudie krijgen we een globaal beeld van hoe de Nederlandse wetgeving zich verhoudt tot andere landen.
De Nederlandse wetgeving verplicht basisscholen onderwijs te verzorgen in ‘expressie-activiteiten’ en middelbare scholen in ‘beeldende vorming, muziek, drama en dans’. Dit is vastgelegd in verplichte kerndoelen voor het leergebied ‘kunstzinnige oriëntatie’ (po) en ‘kunst & cultuur’ (onderbouw vo). Deze zijn geformuleerd op het niveau van het leergebied en niet per kunstdiscipline of kunstvak. Ze gaan over globaal geformuleerde competenties als produceren en presenteren.
In de meeste andere Europese landen zijn de wettelijke vastgestelde doelen en richtlijnen wél opgesteld per kunstdiscipline. In het ene land gaat het om meer disciplines dan in andere, maar het zijn er bijna altijd minimaal twee, veelal beeldende kunst en muziek.
Ongeveer twee derde van de Europese landen stelt daarnaast ook ‘ambachtelijke vaardigheden’ verplicht. Soms zijn ook drama, dans, mediakunst en architectuur eigenstandige vakken binnen het verplichte curriculum, maar meestal zijn dans en drama verplicht als onderdeel van de vakken taal en lichamelijk opvoeding.
Nederland is dus een buitenbeentje in Europa. Het is ergens te prijzen dat de Nederlandse wetgever het gemeenschappelijke en gelijkwaardige van de kunsten benadrukt. Die biedt zo ook ruimte aan nieuwe kunstvormen en cross-overs. Maar óók aan vrijblijvendheid; de kerndoelen laten vrij hoe en hoe vaak een kunstdiscipline aangeboden moet worden, met ongelijkwaardigheid van kunstdisciplines als gevolg.
In veel andere Europese landen bestaat dankzij wetgeving meer gelijkwaardigheid. Ook is het voor scholen eenvoudiger om te werken met leerlijnen per kunstdiscipline, omdat die concreter en gedetailleerder uit te werken zijn dan leerlijnen voor een generiek leergebied.
Dat is belangrijk, want de theorie van curriculumontwerp leert ons dat dat leerlingen niet of nauwelijks kennis en vaardigheden ontwikkelen wanneer het curriculum ‘a mile wide and an inch deep’ is, aldus een Engelse review naar voorwaarden voor hoogwaardig cultuuronderwijs. Bij het maken van curricula en leerlijnen zijn samenhang en focus nodig als het gaat om leerdoelen, disciplines, stijlen, materialen en technieken. De kunstvakken kunnen dan ook makkelijker meegenomen worden door de onderwijsinspecties. Zo heeft Frankrijk aparte inspecteurs voor de twee verplichte vakken beeldende kunst en muziek.
Overigens lijkt Nederland binnenkort een beetje de richting van de Europese buren op te schuiven. In de nieuwe concept kerndoelen wordt de gelijkwaardigheid van de kunstvormen losgelaten, zo is op 9 december 2025 besloten door de Tweede Kamer. Vanaf 2027 zijn scholen verplicht om beeldende en muzikale activiteiten aan te bieden en mogen ze daarnaast kiezen tussen fotografie/film, dans of spel. Maar ook in de nieuwe kerndoelen zijn de doelstellingen op globaal niveau uitgewerkt, en niet op disciplineniveau. De vraag is of dit de gelijkwaardigheid ten opzichte van de rest van het curriculum zal verbeteren.
Minimumaantal lesuren
Ook het minimumaantal uren dat scholen dienen te besteden aan cultuuronderwijs verschilt sterk binnen Europa. Nederland ontbeert zo’n minimum. Bij ons zijn scholen vrij in hun tijdsbesteding en tijdsindeling. Hetzelfde geldt voor Engeland en Vlaanderen. In alle overige landen is er wél een minimumaantal uren vastgelegd in een nationaal curriculum. In Portugal, Oostenrijk en Frankrijk ligt dit aantal het hoogst. In bijvoorbeeld Frankrijk gaat het zowel in het lager als het middelbaar onderwijs om één uur per week muziek en één uur per week beeldende kunst. Dit garandeert dat alle Franse leerlingen en scholieren in ieder geval minimaal twee uur per week cultuuronderwijs krijgen.
Alleen in Engeland is geen minimumaantal lesuren vastgelegd. Met het ondersneeuwen van de kunstvakken als gevolg. (Zie kader hieronder: ‘Arts are often pushed from the timetable’.)
Vreemde eend
Nederland is een vreemde eend in de bijt. De meeste Europese landen passen meer wettelijke sturing toe dan Nederland als het gaat om hun onderwijs, inclusief het cultuuronderwijs. Bijvoorbeeld door het verplichten van een minimumaantal afzonderlijke kunstvakken, van concrete leerlijnen en leerdoelen per kunstvak en van een minimumaantal lesuren.
Dat beperkt misschien de scholen in hun vrijheid en flexibiliteit, maar het garandeert wel dat alle leerlingen en scholieren in de basis hetzelfde cultuuronderwijs krijgen en dat het cultuuronderwijs niet voortdurend hoeft te wedijveren met andere vakken binnen het curriculum. En overigens behouden die scholen nog steeds een mate van vrijheid, want naast de verplichte kunstvakken en het verplichte aantal uren kunnen de scholen er in de praktijk voor kiezen ook andere kunstvakken aan te bieden, meer uren te reserveren voor kunst en cultuur en hun cultuuronderwijs te verrijken door samen te werken met hun culturele omgeving.
Vanuit veel Europese overheden zijn er naast de wettelijke regelgeving namelijk ook aanvullende facultatieve programma’s en regelingen om scholen daarbij te helpen, met name als het gaat om de samenwerking tussen scholen en hun culturele omgeving. Scholen met schoolleiders en leerkrachten met een passie voor kunst en cultuur maken daar ook dankbaar gebruik van. Maar dankzij de meer wettelijke regelgeving is de kwantiteit en de kwaliteit van het cultuuronderwijs er niet alleen maar afhankelijk van gepassioneerde individuen en van tijdelijke stimuleringsprogramma’s. Terwijl dat nu precies wél aan de hand is in het Nederlandse onderwijssysteem.
Nederland presenteert zich altijd graag als gidsland, maar als het gaat om het cultuuronderwijs kan het absoluut geen kwaad om ons eens goed te laten informeren en inspireren door onze Europese buren. Want een vreemde eend zijn is misschien best leuk, maar een lelijk eendje willen we toch niet worden.
Arts are often pushed from the timetable
Dat het ondersneeuwen van kunstvakken een reëel gevaar is, bewijst het cultuuronderwijs in Engeland. Daar is geen wettelijk minimum vastgelegd. Een onderzoek naar de staat van het Engelse cultuuronderwijs uit 2023 laat zien er sinds 2010 sprake is van een sterke daling van het aantal uren cultuuronderwijs, het aantal kunstvakken en het aantal kunstdocenten.
Dit komt in hoge mate door de invoering in 2010 van een nieuw verantwoordingsinstrument voor middelbare scholen, het English Baccalaureate (EBacc). Dit instrument laat de kunstvakken buiten beschouwing en kijkt alleen naar de prestaties van de leerlingen in de leergebieden Engels, wiskunde, natuurwetenschappen, aardrijkskunde, geschiedenis en vreemde talen.
Scholen hebben sindsdien hun uren voor de kunstvakken aanzienlijk teruggeschroefd.
Zo vertelde een medewerker van een school in een onderzoek naar het Engelse cultuuronderwijs: ‘Arts are often pushed from the timetable in favour of testing or core subject focus. It is hard to encourage teachers to take time to give children opportunities to try arts with no quantifiable outcome when time is so limited.’ (Cooper 2018)
Verder lezen
De andere drie artikelen van deze reeks vind je op de verzamelpagina Wettelijke verankering cultuurbeoefening.
Bronnen
- (2009). Arts and Cultural Education at School in Europe. Eurydice.
- Cooper, B. (2018). Primary Colours. The decline of arts education in primary schools and how it can be reversed. Fabian Society.
- Lommertzen, J. (2023). Monitor Cultuureducatie vo 2022-2023 – vormgeving of vorming? ResearchNed & Gelijkschap.
- (2020). Programme d’enseignement du cycle des apprentissages fondamentaux (cycle 2). Ministère de l’éducation nationale.
- (2023). Programme d’enseignement du cycle de consolidation (cycle 3). Ministère de l’éducation nationale.
- (2023). Research review series: art and design. Ofsted.
- Thomson, P., Maloy, L. (2022). The benefits of art, craft and design education in schools: a rapid evidence review. National Society for Education in Art and Design.
- Termorshuizen, T. e.a. (2023). Monitor Cultuureducatie primair onderwijs 2022-2023. ResearchNed & Gelijkschap.
- (2023). The Arts in Schools: Foundations for the Future. A New Direction.
Reageer (je reactie verschijnt na goedkeuring, vanwege spam)